‘Geen openbaar vervoer is naar, dat de politieke arena niet functioneert is erger’

Soms lopen dingen anders dan je aanvankelijk had gedacht. In maart 2023 werd Maryse Wulf verkozen als Statenlid. Het was de entree van Volt in Overijssel. Na anderhalf jaar concludeerde Wulf dat het werk haar niet ligt. Hoe is dat zo gekomen? Op een terras in Amsterdam vertelt Wulf over haar worsteling in de provincie. Een gesprek over veel gepraat met weinig resultaat, overbodige moties, beleidsvoorstellen zonder inhoud, politiek zonder visie en politieke verslaggeving die lijkt op Shownieuws. Wat verander je als Statenlid nou eigenlijk?
In je ontslagbrief schrijf je: ‘Na zorgvuldige overweging heb ik moeten concluderen dat het Statenlidmaatschap voor mij niet de beste manier is om mij in te zetten voor de progressieve, duurzame en sociale samenleving die ik met Volt nastreef.’ Leg dat eens uit?
‘In mijn laatste bijdrage in de Staten neem ik een voorstel van gedeputeerde staten [het dagelijks bestuur van de provincie, CA] door en zeg: ‘voorzitter, het is wel duidelijk. Er werd weer vol ingezet op het inzetten op inzet.’ Er is in de Provinciale Staten veel geklets. Ik wil heus niet zeggen dat we korter of eenvoudiger met elkaar moeten praten: de materie is vaak complex, dus daar hoort veel gepraat bij. Het probleem is dat al dat gepraat vaak nergens over gaat.’
Geef daar eens een voorbeeld van.
‘We bespraken een visie op participatie. In het voorstel stond dat we gingen ontwikkelen, leren en bijsturen, allemaal van dat soort dingen. Er waren ongeveer 77 participatie-instrumenten, maar wanneer die nou precies gebruikt zouden worden, waarom, waarvoor en door wie, dat wist niemand. Wat zijn de onderwerpen waarop je graag inspraak of participatie wil organiseren? Zijn er ook dingen waarvan je zegt: nee, participatie heeft geen zin? Het stond allemaal niet in die visie. Er werd helemaal niets besloten, maar de Staten namen het voorstel toch aan.’
‘Uiteindelijk werd die visie voortgezet in een participatieverordening. In Den Haag is besloten dat we als provincie per 1 januari 2027 zo’n verordening moeten hebben, als onderdeel van de decentrale participatie. In het document stond niet wat we gaan doen, wanneer, met wie, waarom, welke onderwerpen en vooral wat we met de uitkomst ervan gaan doen. Dus ik ben daar met mijn rode pen doorheen gegaan. Er stond dat ‘het bestuursorgaan rekening zou houden’ met de verordening. Dat betekent natuurlijk niets.’
‘Ik dacht: er staat al niks in die visie en dan hoef je je er nog niet eens precies aan te houden. We spreken als provincie dus niets af. Volt heeft het voorstel geamendeerd dat men zich er in ieder geval aan houdt. Het erge is dat mijn opvolger in de Staten dit ter sprake bracht en dat iemand dan zegt: ‘ja, maar we moeten gewoon hiermee door, ik wil nu doorpakken.’ Dit klinkt lekker, maar waar pak je nou precies mee door? Helemaal niks. Dit had helemaal geen zin. Als ik dit soort dingen ter sprake bracht was het antwoord dat we tijdens de bestuursperiode nog gaan bijsturen, we blijven in gesprek, we moeten nog leren doorontwikkelen, allemaal van dat soort dingen.’
‘Bij die participatievisie hebben ze eigenlijk opgeschreven: we willen het wel, maar we hebben eigenlijk nog geen idee hoe dat precies moet. Dat treft, want die verordening hoeft er pas in januari 2027 te zijn. Dus neem vooral de tijd en dan kunnen we fatsoenlijke regelgeving maken. Maar nee, we moeten nu doorpakken. Dat is helemaal geen stap die je moet zetten om verder te komen, het is slechts beeldvorming.’
Er werd dus niets besloten. Heb je daar meer voorbeelden van?
‘Aan het begin van mijn periode ging het over openbaar vervoer. Ik heb telkens gevraagd of we meer openbaar vervoer konden krijgen. Dat wordt gezien als iets voor bejaarden en zwakkeren, maar je wilt ook gewoon naar je werk kunnen komen. Niemand denkt eraan dat dat ook moet kunnen. Telkens was het antwoord: dat komt nog, straks bij de begroting, straks bij de concessie, straks bij het grote mobiliteitsprogramma, straks, straks, straks, straks, straks.’
‘Toen was er een voorstel om een pilot te gaan doen en die had toevallig precies de lengte van deze bestuursperiode. Er zouden minder stops komen zodat je sneller in de stad zou zijn. Minder haltes op het platteland om de bereikbaarheid te verbeteren? De tekst maakte niet duidelijk of de afstand van iemands huis naar een halte korter of langer zou worden, wat die afstand nu is of zou moeten zijn. We deden er een uur over om tot dit inzicht te geraken. Dus ik vroeg aan de gedeputeerde welke politieke keuze hij eigenlijk had gemaakt. Het antwoord: de keuze om een pilot te gaan doen.’
‘Dit voorstel was onderdeel van de mobiliteitstransitie. We moeten bij voorkeur lopen, met de fiets of het openbaar vervoer, pas in de laatste plaats met de auto. Dus ik zei: wat goed dat jullie zo aan verduurzaming werken. Maar nee, het ging niet om duurzaamheid, want als het je daarom gaat, moeten we zorgen dat mensen een aantrekkelijk alternatief voor de auto hebben. Dat stond niet in het plan. Dan zit je bij zo’n vergadering en denk je: maar waarvoor hebben we die mobiliteitstransitie dan? De gedeputeerde wilde files tegengaan en tegelijk niemand uit de auto jagen.’
Je hebt ook kritiek op het instrument van de motie.
‘Mijn strijd tegen moties heeft zichtbaar iets veranderd. Ik heb talloze keren gezegd dat moties die in stemming werden gebracht overbodig waren. Nadat ik dat twintig keer gezegd had werd het een ding. Toen begonnen andere partijen ook te zeggen dat moties overbodig waren. Er kwamen mensen voor een vergadering naar me toe: ‘Is dit ook een overbodige motie? We hebben er drie gevonden, jij?’ Op een gegeven moment kregen gedeputeerden die overbodigheid ook in de gaten. Zij begonnen ook te zeggen: deze motie vraagt om staand beleid. We raden hem af want we doen dit al.’
Waarom zijn overbodige moties schadelijk?
‘Als we alleen maar papier heen en weer zitten te schuiven, dan schaadt dat, maar volgens mij heeft het een veel groter effect dan alleen tijd en geld. Je wint ook het vertrouwen van je samenleving niet. We hadden ook iets anders kunnen doen: daadwerkelijk problemen oplossen. Je ziet het ook in de Tweede Kamer. Onzinnige moties zijn geen probleem van mij of de provincies, maar van de politiek als geheel. Het hangt allemaal met elkaar samen: het is de waan van de dag.’
‘Je wilt graag in het nieuws komen met jouw motie omdat je je daarvoor inzet, in plaats van dat je tegenstemt omdat het plan bullshit is. Zo was er een motie over toegankelijkheid [voor mensen met een beperking, CA]. Ik ben daarvoor, maar het was al geregeld. Als je tegenstemt halen ze die stemming uit de database om te laten zien dat je tegen toegankelijkheid bent. Een ander voorbeeld is dat iemand tegen je zegt: ‘ik weet dat de gedeputeerde hier heel lang aan heeft gewerkt.’ Dan moet je toch zeggen: ‘ik vind het nog steeds helemaal kut.’ Dat is niet makkelijk.’
‘Mijn probleem is dat politici met zichzelf bezig zijn en met de volgende verkiezingen winnen. Laatst vertelde iemand me dat het doel van een campagne was geweest om in de coalitie te komen. Dat is in de politiek heel normaal, hè? Als iemand dat tegen mij zegt, dan vraag ik: waarom wil je in de coalitie? Voor wie is dat heel fijn? Voor de partij? Is het idee dat een vereniging blij moet zijn? Dat slaat toch nergens op?’
Deze cultuur lijkt nauwelijks over inhoud te gaan. Wat is jouw verklaring daarvoor?
‘Mijn punt is dat er geen langetermijnvisie is. Als je niet weet welke kant je opzeilt, is geen enkele wind goed. Wat gaan we nou eigenlijk doen als je niet weet waar je naartoe wil? Je verwacht eigenlijk dat de coalitie een stip op de horizon zet. Dat zie je nu aan die stikstof-ellende. Dat probleem kenden we veertig jaar geleden al. We hebben er niks aan gedaan. Het zijn namelijk geen populaire maatregelen. Jouw enige probleem is de volgende verkiezing en niet wat er over dertig jaar gebeurt.’
‘Ik las voor ik Statenlid werd een boek over de toeslagenaffaire. Toen was ik pissig, maar dat helpt niet. Dus ik werd lid van Volt, ik dacht: zij zitten op de goede lijn. Voor een functionerende wereld moet je in de politiek het grote plaatje bezien: dat we in Europa leven, in de wereld. Tegelijkertijd moet je kijken hoe het in de uitvoering gaat, in de ziekenhuizen en bij de Belastingdienst. Dat herkende ik bij Volt.’
‘Je ziet het gebrek aan visie bij de toeslagenaffaire. Het enige probleem van politici zijn de volgende verkiezingen, dus als iemand ‘Bulgarenfraude’ roept, wordt daar wetgeving op gebaseerd die vervolgens tot die affaire leidt. Met een visie heb je er een idee over. In hoeverre is controle nodig? Wat zijn de goede criteria waarlangs we subsidies willen verstrekken? Welke informatie is er nodig? Welke sancties krijg je dan? Wat voor samenleving wil ik bouwen? Hoe zit het met de IT-systemen bij de Belastingdienst? Gaat dat eigenlijk nog wel? Dat is uitzoomen.’
‘Het geldt ook voor de ellende met hoe we met vluchtelingen omgaan. We noemen het allemaal crisis. Maar dat zijn crisis die we zelf hebben gemaakt, want dat hebben we geweten, heel veel jaren geleden. We hebben gedacht: niet mijn probleem. Ik mis lange termijn ideeën. Ik vind het niet erg als iemand een visie heeft die een andere is dan de mijne. Ik wil dat we daadwerkelijk voorstellen bespreken en amenderen en dat we niet met allemaal moties beleid proberen te beïnvloeden. Een motie is vooral veel minder werk dan een amendement.’
Je bent nu weg terwijl je op de perfecte plek zat om aan een ander bestuur te werken.
‘Als ik niet verhuisd zou zijn, was ik blijven zitten. Ik was er wel doodongelukkig van geworden. Ik heb er ook echt wel buikpijn van gehad: als je dat mandaat aanneemt, dan maak je het in principe af. Ik denk dat het niks voor mij was omdat ik er niet echt plezier in had. Als ik vertelde over mijn positie in de Staten, dan vroegen mensen vaak: ‘is dat leuk?’ En dan zei ik: is dat het punt daarvan dan? Geeft het je een gerust gevoel als ik dit voor mijn eigen lol doe?’
‘Het Statenlidmaatschap wordt zwaar als je niet het idee hebt dat je echt iets verandert. Het zit hem niet in een miljoentje meer of minder. Wat ik graag in de provincie had willen vragen was: alsjeblieft meer openbaar vervoer op het platteland. Dat was onbespreekbaar. Ik ontdekte gaandeweg dat geen openbaar vervoer op het platteland heel naar is, maar dat er grotere problemen zijn: de hele politieke arena functioneert niet.’
‘Als kiezer of nieuwsconsument kom je daar eigenlijk nooit achter omdat politieke verslaggeving vaak een soort Shownieuws is. Dat doen politici niet alleen zelf, dat doen de media ook en zo versterk je elkaar. Er was laatst ruzie over die BTW-verhoging. Wat je daarover terugleest: scheuren in de coalitie, wie er wel of niet voor is, dat ze daar ruzie over maken, dat dit in niemands verkiezingsprogramma stond. Maar het moet gaan over: is die BTW-verhoging een goed idee? Wat zijn de gevolgen ervan? Waar ga je het aan merken? Wat zijn de macro-economische gevolgen? Er wordt van ons verwacht dat we straks gaan stemmen, dat we een keuze maken voor wat we willen. Dat kun je haast niet weten.’
Je zegt dat je met je strijd wilt doorgaan. Maar ik zou zeggen: je strijd is nu afgelopen. Je bent weg.
‘Wat ik geleerd heb, is dat het niet zo is dat je als publieke persoon de grootst mogelijke invloed hebt. Ik kan nu veel meer: de politiek is heel groot, Europa is heel groot. Ik blijf me vanuit Volt inzetten. Ik ga nu Volt Portugal ondersteunen in de aanloop naar de verkiezingen. Ik kan nu een veel groter bereik hebben dan alleen Overijssel.’
Beeld: Maryse Wulf. Still van Omroep Oost.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.