Bureaucratie voor Europeanen (7) – Internationale steden?
Dit is het zevende deel van een serie over de Europese partij Volt. Lees de hele serie hier.
Volt Europa zegt een grassroots-organisatie te zijn: leden geven de partij van onderop vorm. Bij Volt staan hun ideeën centraal: de leden bepalen de prioriteiten en activiteiten. De gemeente lijkt de meest logische plek om dit vorm te geven. Hier kunnen leden politiek actief worden en zelf initiatieven nemen. De ledengroei bij Volt Nederland maakt dat er veel mensen zijn die lokaal actief kunnen worden: vanaf 2021 krijgt de Nederlandse afdeling er ruim 10.000 leden bij. Dit maakt Nederland het meest geschikte land om te kijken hoe een Europese partij op lokaal niveau functioneert.
Elders heeft de partij – met uitzondering van Duitsland – te weinig leden om überhaupt lokale afdelingen op te kunnen zetten. In Nederland is dat in veel steden echter geen enkel probleem.
De term grassroots suggereert dat Volt-leden carte blanche hebben bij hun politieke activiteiten, zolang die maar bij de waarden van Volt passen. Net als Volt Europa is Volt Nederland echter centralistisch opgebouwd. Lokale afdelingen moeten net als nationale met één mond spreken. Dat dit ingaat tegen het ideaal van de grassroots wordt niet of nauwelijks erkend.
We zien dit bij de deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen. Dit is nadrukkelijk geen proces waar afdelingen zelf besluiten over mogen nemen. Het partijbestuur ontwerpt voor de gemeenteraadsverkiezingen een proces met strikte formats, deadlines en procedures. Er zijn voor afdelingen regels over de organisatie, personen en inhoud. Zo is bottom-up eigenlijk top-down. De beleidsprogramma’s van gemeentelijke afdelingen worden door de landelijke organisatie gecontroleerd: zijn deze in lijn met het Volt-gedachtengoed?
In tien gemeenten lukt het de Volt-afdeling op het stembiljet te komen en zetels te halen. Op lokaal niveau lijkt de filosofie van Volt op die in Europa: Volt wijst graag op de mogelijkheden van samenwerking. In Brussel op die in de EU, lokaal op die tussen gemeenten en andere instellingen, maar zeker ook internationaal. Volt wil leren van elders, of het nou om nabijgelegen gemeenten over de grens gaat of gemeenschappen ver weg. Hoe ziet een Europese partij er op lokaal niveau uit?
Grensoverstijgende problemen
Een Europese partij lijkt op lokaal niveau het meest relevant in de grensregio’s: Volt is daar als Europese partij aan beide zijden van de grens aanwezig. Samenwerking tussen partijleden aan weerszijden van de grens geeft een nieuw beeld wat een Europese partij is: deze is niet alleen actief in Brussel en Straatsburg, maar juist ook met lokale bestuurders die zich fysiek dichtbij bevinden, ongeacht de lidstaat. Deze vorm van samenwerking bestaat bij nationale partijen niet: D66 heeft bijvoorbeeld wel een afdeling in Maastricht, maar niet in Luik of Aken en is ook niet van plan die ooit op te richten. Bij zulke nationale partijen is overleg over de grens moeilijker dan bij Volt, al heeft de Maastrichtse afdeling in de praktijk alleen collega’s in Aken: de afdeling in Luik moet nog worden opgestart. In Wallonië heeft Volt nauwelijks leden.
Volt doet soms pogingen om de meerwaarde van dit soort samenwerking expliciet te laten zien. Tijdens de campagne voor de Tweede Kamer van 2021 organiseert de partij een sessie over de gemeente Kerkrade, waar grensoverstijgende samenwerking makkelijk te concretiseren is. Kerkrade is een tweelingstad met het Duitse Herzogenrath. Er zijn plekken waar de overkant van de straat letterlijk in het buitenland ligt. Er gelden dan aan weerszijden andere wetten en regels en dat levert praktische problemen op. Volt wil aan beide zijden van de grens aan oplossingen kunnen werken.
Dit idee roept de vraag op wat grensoverstijgende problemen zijn. Verkiezingsprogramma’s in grote steden aan of in de buurt van de grens geven daar een beeld van. Drie grote steden zijn dan logisch om te bekijken omdat ze in de buurt van of aan de grens liggen: Enschede, Maastricht en Nijmegen. In de eerste twee steden heeft Volt sinds 2022 een gemeenteraadsfractie, in Nijmegen niet. Als je de verkiezingsprogramma’s in deze steden leest, van CDA tot GroenLinks en PVV, valt op dat grensoverstijgende problemen er karig vanaf komen. Het is niet duidelijk of dat komt omdat er weinig van deze problemen zijn, partijen ze niet op hun netvlies hebben of omdat ze electoraal niet van belang zijn. Hier ligt voor Volt dus sowieso een mogelijke niche.
Veel concurrenten komen met gemeenplaatsen: ze zeggen dat grensoverstijgende samenwerking belangrijk is, maar uitgewerkte voorstellen ontbreken. Het probleem is dat gemeenteraden niets aan deze thema’s kunnen doen. D66 vindt bijvoorbeeld in Maastricht dat barrières voor grensoverstijgend vervoer weggenomen moeten worden en dat er heldere Europese vervoersstandaarden nodig zijn. De mobiliteit van werknemers moet worden vergroot door een betere wederzijdse erkenning van diploma’s en beroepskwalificaties. Ook arbeidsvoorwaarden moeten meer met elkaar in overeenstemming worden gebracht.
In Enschede wil D66 dat kinderen met de Duitse taal in aanraking worden gebracht en het CDA wil de kennis van de Duitse taal en cultuur te verbeteren. Het zijn allemaal zaken waar de gemeente hooguit voor kan lobbyen.
Er is maar één grensoverstijgend thema dat in de grensregio’s vaak terugkomt: openbaar vervoer. In Maastricht willen partijen dat er een tram komt naar Hasselt, een directe verbinding van Maastricht naar Brussel en een drielandentrein van Aken naar Luik. In Nijmegen willen meerdere partijen dat de trein naar de Duitse stad Kleef terugkeert.
Of dit belangrijke thema’s zijn, is twijfelachtig. Maastricht had jaren geleden een directe intercity-verbinding met Brussel, maar deze is door eindeloze vertragingen vervangen door een stoptrein tot Luik. De laatste personentrein van Nijmegen naar Kleef reed in 1991, nadat er jarenlang maar weinig mensen gebruik van maakten. Hoewel dit soort verbindingen in de toekomst misschien weer relevant kunnen worden, zijn dit sowieso thema’s die door gemeenten niet kunnen worden opgepakt. Het helpt als gemeenten bereid zijn aan deze verbindingen mee te werken, maar ook niet meer dan dat. Hogere overheden zijn aan zet.
Volt weet misschien door het overleg met partijgenoten over de grens beter wat de gezamenlijke ambities zijn bij bijvoorbeeld grensoverstijgend openbaar vervoer, maar dat is in dit geval de enige meerwaarde van een Europese partij. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 neemt de nummer zes van Volt, Romy Frijters, zich publiekelijk voor in Den Haag aan dit soort problemen te gaan werken. Ze heeft als burgerraadslid in Maastricht gezien dat je er lokaal weinig aan kunt doen.
Institutionele samenwerking
Volt sluit met het pleidooi voor grensoverstijgende samenwerking aan bij bestaande bestuurlijke initiatieven. Eigenlijk wil de partij iets wat al bestaat. Lagere overheden werken over de grens in regio-verband samen. Dit zijn de zogeheten EU-regio’s: samenwerkingsverbanden die geen volle zalen trekken en nauwelijks bekendheid genieten.
EU-regio’s hebben namen die geen belletjes doen rinkelen. Zo is er een Duits-Nederlandse EU-regio aan de grens van Groningen en Drenthe met de naam ‘Eems-Dollard’, in Limburg heet de EU-regio ‘Maas-Rijn’ en in het gebied van de Achterhoek tot aan Nijmegen ‘Rijn-Waal’. Dit gebied loopt van de Veluwe tot aan Düsseldorf.
EU-regio’s proberen samenwerking over de grens te stimuleren, vooral door het geven van subsidies. Deze zouden grensbarrières moeten slechten. In het gebied Rijn-Waal gaat het om ruim 200 miljoen euro die direct uit Brussel komt. Er worden projecten gesubsidieerd waarbij Nederland en Duitsland betrokken zijn zoals samenwerking tussen scholen en bedrijven, projecten met arbeidsmigranten, samenwerking tussen ziekenhuizen, gezamenlijke herdenkingen of grensoverstijgende recreatie. De EU-regio heeft ook een informatiepunt voor grenswerkers.
Een EU-regio kent een regioraad die bestaat uit afgevaardigden van de aangesloten gemeenten. In de regio Rijn-Waal zijn dat er tientallen. Grote gemeenten mogen drie raadsleden sturen, kleinere een of twee. Een raadslid legt me uit dat men zichzelf daarvoor in de gemeenteraad kan kandideren. Ze komen vaak uit grotere fracties omdat kleine het te druk hebben met het werk in de gemeente zelf. Het animo is beperkt: soms blijven plekken zelfs vacant.
Volgens Jules Ortjens, Volt-raadslid in Maastricht, is er weinig waardering voor dit werk. Raadsleden kunnen zich er niet mee profileren omdat de media wegblijven, de gemeenteraad nooit vraagt om terugkoppeling en kiezers je er nooit op aanspreken. Dat maakt dat het werk weinig prioriteit en relevantie heeft, zelfs als raadsleden de subsidies op zichzelf nuttig vinden. Het is dan ook ironisch dat het Arnhemse Volt-raadslid Niels Scholten ermee is gestopt vanwege een te drukke agenda.
Bij de toewijzing van subsidies valt vaak weinig te kiezen. Een lid van de regioraad Rijn-Waal legt me uit dat er in de praktijk unaniem wordt ingestemd met subsidievoorstellen. Er is hem slechts één voorbeeld bekend van een subsidievoorstel dat twee tegenstemmen kreeg en vervolgens gewoon werd aangenomen. Een ander noemt kritische vragen over de subsidieverlening niet gebruikelijk. Het ligt voor de hand dat de raad instemt met wat ambtelijk is voorbereid. Daar is immers gecheckt of alles aan de voorwaarden voldoet.
Alleen in uitzonderlijke gevallen brengt de regioraad veranderingen aan. Een nieuw treinstation werd ooit tegengehouden omdat er geen onderbouwing voor bestond. Scholten noemt de regioraad ‘allesbehalve politiek’. Volgens Erik Kemp, Volt-raadslid in Enschede, is de meerwaarde vooral dat je de bestuurders aan de andere kant van de grens leert kennen.
De EU-regio is een vorm van samenwerking die lijkt op andere gemeenschappelijke regelingen: gemeenten brengen gezamenlijk iets tot stand. Er is wel een essentieel verschil: als gemeenten samenwerken op het gebied van zorg, bijvoorbeeld door een gezamenlijke aanbesteding, trekken ze zelf de portemonnee. De gemeenschappelijke regeling krijgt daardoor zwaarte, al vindt het werk in de luwte plaats. Bij de EU-regio’s is dat niet zo, want daar verdeelt men geld dat direct uit Brussel komt. De kans is groot dat als het geld uit de gemeentebegroting zou komen, men de samenwerking liever zou beëindigen.
De meerwaarde van de EU-regio zou ook een grensoverstijgende lobby voor grote projecten kunnen zijn, maar die blijkt lastig door tegenstrijdige belangen. In Rijn-Waal geldt dat voor de trein van Amsterdam naar Berlijn. Deze rijdt via Apeldoorn en deze gemeente wil de verbinding behouden, anderen willen deze via Arnhem laten rijden. Het is vrijwel onmogelijk hier een gezamenlijk standpunt over te ontwikkelen.
Dat geldt ook voor de terugkeer van een trein tussen Nijmegen en Kleef. Niet alle betrokken gemeenten willen hieraan meewerken en dus kan de EU-regio geen vuist maken. Gemeenten voeren liever een eigen lobby. Deze bestuurlijke logica gaat in tegen het idee van Volt dat dit soort overlegorganen tot meer gezamenlijkheid leiden. Overleg leidt soms juist tot de status quo omdat het samenwerkingsverband geen doorzettingsmacht heeft en men het intern oneens is.
Internationale steden
Naast de focus op grensoverstijgende problemen, probeert Volt zich lokaal ook te onderscheiden door breder te kijken naar internationale kwesties die lokaal spelen, ook in gemeenten buiten de grensregio’s. De meeste voorbeelden hiervan komen van Volt Duitsland, waar Volt al langer lokaal actief is en aan meerdere coalities deelneemt, waaronder die in Bonn, Frankfurt, Keulen en Wiesbaden.
Deze coalities geven hun stad een groen en internationaal aanzien. Ze komen met EU-gezinde voornemens, bijvoorbeeld dat de gemeente vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt van de EU, een belangrijke Europese regio is, Europees beleid steunt, de Europese identiteit belangrijk vindt en dergelijke. Er zijn ook concrete voorbeelden waarbij Europa daadwerkelijk in het lokale beleid terugkomt.
Deze steden met een Volt-coalitie willen relaties aanknopen met andere gemeenten binnen en buiten de EU om zo internationale uitwisseling te stimuleren. De coalitie in Münster reageert op Brexit door de betrekkingen met de Britse stad York te intensiveren. Bestaande stedenbanden moeten wat het gemeentebestuur betreft worden versterkt en uitgebreid. In Keulen wil de coalitie internationale netwerken smeden en in Bonn wil de coalitie het Europese profiel van de stad verstevigen.
Ook willen deze Volt-coalities meer voorlichting. In Bonn wil de coalitie de vertegenwoordiging van de Europese Commissie zichtbaarder maken en meer informatie verstrekken over het Europese werk van het stadsbestuur. In Frankfurt wil de coalitie jongeren enthousiaster maken voor Europa: leraren worden ondersteund in hun lessen over democratische waarden en de Europese democratie.
De coalitie wil beter communiceren welke invloed de EU heeft, er komt een festival tijdens de jaarlijkse Europadag en Frankfurt wil een bijdrage leveren aan de Europese discussie over de toekomst van de EU. Bij evenementen moet de EU tastbaarder worden en ambtenaren krijgen bijscholing in de mogelijkheden om Europese subsidies binnen te halen. In Münster wil de coalitie een gemeentelijk EU-informatiepunt.
De meest concrete maatregel is wat de Frankfurtse coalitie een EU Welcome Desk noemt, voor arbeidsmigranten en andere buitenlanders die in de stad komen wonen. Deze desk verstrekt informatie over praktische zaken zoals werk, onderwijs en zorg. Ook worden expats geïnformeerd over het leven in de EU. Ook in Keulen en Münster wil de coalitie zo’n informatiepunt. De coalitie in Frankfurt denkt zo meer recht te doen aan het Europese karakter van de stad. Ook gaat de gemeente inwoners in meerdere talen de dialoog met de burger aan. Volt probeert zo de partij van de internationale netwerksamenleving te zijn, die internationale contacten stimuleert en drempels wegneemt, waar andere partijen dit niet doen of zelfs op de rem gaan staan.
Dit idee van internationale steden vindt inmiddels ook weerklank in Nederland. Een voorbeeld is Eindhoven, dat een internationale stad is geworden door de komst van expats van onder andere ASML. Volt maakt zich zorgen over de achterblijvende voorzieningen, bijvoorbeeld op het terrein van cultuur, waardoor de internationale bewoners zich maar beperkt aan de regio binden.
Leren van elders
Nog een andere manier waarop Volt zich op lokaal niveau internationaal probeert voor te doen is door best practices van andere Europese steden te kopiëren. Ook dit gebeurt al in Duitsland. Zo heeft de Keulse coalitie een lijst thema’s opgesteld waarover men van elders wil leren. Het gaat om klimaat, toerisme, burgerparticipatie en het uitoefenen van invloed op EU-wetgeving. In de stad wil men het Weense parkeerbeleid kopiëren en de parkeertarieven moeten in lijn worden gebracht met die van andere EU-steden. In Münster wil men een nachtburgemeester, zoals men die elders in Europa al kent.
Hoe dit leren van best practices in zijn werk gaat, kunnen we eveneens zien in Eindhoven. Volt organiseert daar een sessie waarin internationale ervaringen worden uitgewisseld. In het stadhuis zijn Volt-leden aanwezig uit Nederland, Duitsland, België en Denemarken. Een Eindhovense CDA-wethouder vertelt over Brainport en de Metropoolregio: samenwerking tussen gemeenten om gezamenlijke ambities in de regio te realiseren en de samenwerking tussen bedrijven, overheden en universiteiten te verstevigen om zo technologische innovatie en economische groei te stimuleren.
Het is een ingewikkeld onderwerp: het gaat deels over de democratische problemen van gemeenschappelijke regelingen. De kritiek hierop is dat gemeenten verplicht zijn met elkaar samen te werken en geen nee kunnen zeggen tegen allerlei plannen, ook als de eigen gemeenteraad tegen is. De vraag is wat het internationale publiek met zo’n kwestie moet: bestaan dit soort samenwerkingen elders ook en zo ja, is Eindhoven dan een goed voorbeeld? Volt laat zich er niet over uit.
Een uur lang vertellen de aanwezigen elkaar waarin hun eigen regio excelleert. Er klinken termen als cultuur, automotive, high techen innovatie. Er komen allerlei suggesties los over goed lokaal beleid. Het gaat over een klein dorp in Frankrijk, de automotive campus in Helmond, een autoloze binnenstad, een jaarlijks cultureel evenement in Heeze, Brusselse administratieve problemen en de daar aanwezige negentien burgemeesters. Dezelfde vraag over uitdagingen levert eveneens veel ideeën op.
De opbrengst is echter onduidelijk: de verhalen staan los van elkaar, het is onduidelijk of iemand deze suggesties nodig heeft en of ze elders überhaupt bruikbaar zijn. Verschillen in de bestuursstructuur en -cultuur worden genegeerd. Wat resteert zijn suggesties die men ook zonder deze sessie kan bedenken.
Ik stuur tien Nederlandse Volt-raadsleden een e-mail met de vraag wat ze van elders leren. Nog niet de helft van de raadsleden reageert, wat suggereert dat zij er geen antwoord op hebben. Het Amsterdamse raadslid Itay Garmy zegt dat Volt niet alleen in voorstellen, maar ook in mondelinge bijdragen naar best practices verwijst. Die moeten meer gebruikt worden omdat de opgaven in steden vaak hetzelfde zijn. Volt wil bijvoorbeeld een transparantieregister zoals in Madrid en een waarschuwingssysteem voor hittegolven zoals in Sevilla.
Ook wil Volt dat Amsterdam pandeigenaren dwingt na sluitingstijd het licht uit te doen. Dat laatste is ook een doel van de Rotterdamse Volt-fractie. Daar wil de partij tevens dat straatnamen vaker worden vernoemd naar vrouwen, bi-culturele personen en LHBTI’ers, in navolging van Wenen. Net als in Antwerpen wil Volt Rotterdam een jaarlijkse autovrije zondag. Ook wil de fractie dat het Finse daklozenbeleid navolging krijgt aangezien het aantal daklozen daar afneemt.
In Eindhoven is maar weinig geleerd uit het buitenland, meldt raadslid Inge Teklenburg. De meest gebruikte les is ‘wonen zoals in Wenen’ en gratis schoolmaaltijden uit Zweden. Dit zijn natuurlijk geen echte Volt-voorbeelden, denkt Teklenburg, want dit beleid bestond al toen Volt nog niet eens was opgericht. Ook is Volt niet de enige partij die gebruik maakt van voorbeelden die elders goed werken. In een discussie over voor- en nadelen van bodycams bij BOA’s werden Duitse voorbeelden meegenomen, namelijk dat dit extra agressie op kan roepen. Volt was toen niet de enige die over de grens keek. Volt heeft in Eindhoven naast wonen en schoolmaaltijden nog geen andere initiatieven genomen. De raadsleden houden geen lijstje bij.
De inherente zwakte van best practices laat zich enigszins raden. Volt doet geen onderzoek naar het beleid in alle steden van Europa en dus komen voorbeelden naar boven op basis van toeval. Wie zegt dat er niet nog betere voorbeelden bestaan? De criteria om iets goed beleid te noemen zijn onduidelijk. Het hangt allemaal af van de meetlat die je gebruikt.
Ook is de aanpak met best practices heel onideologisch. GroenLinks wil straten om ideologische redenen naar vrouwen vernoemen, Volt wil dit omdat het een best practice is. Wat is precies de motivatie om iets te willen en wat maakt dat iets elders effectief is? Volt zwijgt erover. Belangrijker is wellicht dat een Europese partijstructuur sowieso niet nodig is om her en der willekeurige voorbeelden van goed beleid naar boven te halen.
Nederlandse plannen
Inmiddels is Volt zowel in Nederland als Duitsland een bestuurderspartij. Deze stap is begrijpelijk: Volt is weliswaar klein en getalsmatig meestal niet nodig voor een coalitie, maar komt wel uit het politieke midden. Het is een partij die in veel combinaties mee kan doen. Dat gebeurt ook: in Münster zit Volt in een coalitie met groenen en sociaaldemocraten, in Frankfurt aangevuld met de liberalen en in Bonn met uiterst links. In Keulen bestuurt Volt dan weer met de christendemocraten en de groenen.
Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 trad Volt in Arnhem en Maastricht toe tot de coalitie. De logica is hetzelfde als in Duitsland: Volt is een kleine partij die getalsmatig vaak niet nodig is, maar waarmee het wel gemakkelijker onderhandelen is dan met partijen aan de flanken. Je zou Volt ook het product van politieke versnippering kunnen noemen.
In Arnhem zitten veertien partijen in de gemeenteraad. Zes fracties vormen een coalitie: een lokale partij, D66, GroenLinks, Partij voor de Dieren, PvdA en Volt. Zo komt de coalitie op een ruime meerderheid van 24 van de 39 zetels. Feitelijk zijn de twee zetels van Volt niet nodig. Volt vindt een wethouder in de persoon van de oud-gemeentesecretaris uit het nabijgelegen Renkum. Hij is een kennis van de lijsttrekker.
Net als in Duitsland is deze coalitie groen, wat ook te verwachten is met deze coalitiepartners. De meerwaarde van Volt is lastig vast te stellen. Laurens Dassen noemt vier plannen vernieuwend. Dit zijn allemaal thema’s die niet over grensoverstijgende samenwerking en internationalisering gaan. Er komt een experiment met gratis gezonde schoollunches, er komen nieuwe vormen van burgerparticipatie en er zal toegewerkt worden naar een basisinkomen ‘zodra de landelijke overheid dit mogelijk maakt binnen sociale randvoorwaarden’. Tot slot komt er een wethouder digitalisering. Dit is de nieuwe naam voor de wethouder die zich bezighield met automatisering. Tevens gaat Arnhem voortaan de Europese vlag hijsen.
In Maastricht is de meerwaarde duidelijker. Ook hier is de coalitie een bonte verzameling van partijen: twee lokale partijen, CDA, D66, PvdA, VVD en Volt. Net als in Arnhem is Volt getalsmatig overbodig. Volt heeft de eigen visie wel nadrukkelijk in het akkoord gekregen. Veel expats en studenten zijn niet aangehaakt bij de stad, spreken geen Nederlands en stemmen niet voor de gemeenteraad terwijl ze dat wel mogen. De coalitie wil dat Maastricht een internationale stad is waar tweedeling worden aangepakt. Niet alleen arm en rijk, maar ook oude en nieuwe inwoners, internationals en Limburgers, blijvers en passanten en ook verschillende taalgroepen.
Toch valt de uitwerking van deze visie tegen. De tweedeling moet eerst worden erkend en er moet een blik zijn die verder gaat dan de verkiezingen van 2026. Er moet geen fixatie zijn op ad hoc oplossingen, maar een focus op de lange termijn. Internationale treinverbindingen zijn het belangrijkste verbeterpunt, maar daar kan de coalitie zelf dan weer weinig aan doen.
In personele zin is de coalitiedeelname geen succes. Na de formatie heeft Volt geen wethouderskandidaat. De partijloze wethouder Anita Bastiaans wordt op het laatste moment Volt-lid. Ze is in twee gesprekken naar de Volt-raadsleden toegegroeid, beweert ze. Volt beargumenteert de benoeming met het argument dat er zo rust komt op het sociale domein waar Bastiaans al over ging. Bestaand beleid dat zonder Volt werd gemaakt is daarmee Volt-beleid geworden. Anderhalf jaar later vertrekt Bastiaans omdat ze een nieuwe baan heeft, levert Volt geen nieuwe wethouder en stapt uit de coalitie, al blijft de fractie het coalitieprogramma steunen.
Internationale blik
Voor Volt is een Europese partij niet een organisatie die in Brussel zetelt, maar eentje die in alle uithoeken van de EU lokaal actief is. Deze ambitie wordt vooral in Nederland en Duitsland waargemaakt, waar Volt de meeste gemeenteraadsleden heeft en soms ook deelneemt aan lokale coalities, al is dat er in Nederland na het avontuur in Maastricht nog maar eentje.
Volt probeert de EU te verbinden met de lokale politiek door een nieuwe blik aan te reiken: die van internationale samenwerking middels samenwerkingsverbanden, informele netwerken, een open blik en de wil om van andere steden te leren. Volt zwemt daarmee tegen de stroom in: over bestuurlijke samenwerking over de grens bestaat veel scepsis, de internationale blik heeft slechts met een klein aantal lokale thema’s te maken en hoewel Volt graag van best practices leert, is het aantal voorbeelden beperkt en de inhoudelijke meerwaarde betwistbaar. De meerwaarde van een Europese partij moet op lokaal niveau nog blijken.
Dit is het zevende deel van een serie Bureaucratie voor Europeanen. Lees hier deel 8.
Beeld: Poster in Berlijn, station Maastricht, kaart EU-regio Maas Rijn, Poster in Maastricht, Poster in Berlijn en coalitieakkoord Maastricht. Foto’s: Chris Aalberts. Kaart EU-regio Maas Rijn: Stuntelaar.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.