Bureaucratie voor Europeanen (6) – Een doolhof van regels en standpunten

Dit is het zesde deel van een serie over de Europese partij Volt. Lees de hele serie hier.
Volt Europa congresseert in oktober 2021 in Lissabon. Het nieuwe partijmanifest wordt gepresenteerd. De vorige versie is een paar jaar eerder geschreven toen Volt startte. Er is daarom een update nodig, vertelt de moderator. De reden wordt niet gedeeld. Is de missie van Volt veranderd? Daar zijn geen aanwijzingen voor. Het bestuur wil de tekst uitbreiden van vijf naar tien tot vijftien pagina’s. Het levert geen discussie op: de zaal accepteert het klakkeloos.
Een man en vrouw op het podium vertellen hoe het proces is aangepakt. Volt Europa heeft geprobeerd de principes van de ‘deliberatieve democratie’ te hanteren. Leden zijn met elkaar in debat gegaan. De presentatie bevat grote woorden: deze vorm van debat is het alternatief voor populisme, verkleint de afstand tussen burgers en politiek en geeft burgers meer macht.
Volt Europa heeft allerlei wetenschappers geraadpleegd hoe dit proces het beste kan verlopen. Ondanks alle adviezen blijkt het project mislukt. Er zit anderhalf jaar werk in, maar er is niets gerealiseerd. Wat er precies mis is gegaan wordt niet duidelijk. Niemand is hier schuldig aan, zeggen de twee. Er was simpelweg te weinig tijd en het proces was te intensief. Er zijn wel negentien verbeterpunten geïdentificeerd. Een taskforce gaat ernaar kijken.

Anderhalf jaar later komt een soortgelijk onderwerp terug op het congres in Boekarest. In de plenaire zaal wordt de politieke visie voor de Europese Parlementsverkiezingen gepresenteerd. De overeenkomsten met het mislukte partijmanifest zijn groot: er is weer geen discussie, het is onduidelijk hoeveel mensen eraan hebben meegewerkt en hoe het proces in zijn werk is gegaan.
Een jonge vrouw komt met de metafoor dat de mens naar de maan wilde. Dat leek ooit een onhaalbaar visioen, maar het is gerealiseerd. Deze visie werkte inspirerend en zo moet het programma van Volt ook werken. Het heeft daarom de titel The Moonshot Programme gekregen.
Op slides zien we zes plaatjes met de prioriteiten: de 2025-2040 Policy Aspirations, aldus het duo dat het beleidsteam mocht aansturen. Nieuw zijn de aspiraties niet: het gaat om een herformulering van wat al op de website stond als de 5+1 Challenges. Het beleidsteam vertelt niet wat er precies is veranderd ten opzichte van de oude tekst en waarom deze veranderingen – die lijken te gaan over formuleringen en allerlei details – zijn doorgevoerd.
Het beleidsteam
Ondertussen staat het hele beleidsteam van tientallen mensen op het podium. De suggestie is dat zij het document hebben geschreven, maar hoe dat in zijn werk ging horen we niet, laat staan wat de rol van de rest van de leden is geweest, terwijl die in een ledendemocratie centraal moeten staan. Amendementen worden niet besproken. Een paar maanden later gaat het op het congres in Parijs ongeveer hetzelfde: de definitieve versie is klaar, maar over amendementen is geen debat.
Deze manier om een Europese visie te ontwikkelen lijkt niet op hoe een Nederlandse partij zo’n proces vormgeeft, waar op partijcongressen openlijk debat plaatsvindt en leden over amendementen stemmen. Bij Volt gebeurt dat allemaal digitaal. Hoeveel mensen eraan meedoen wordt niet gemeld.
In Boekarest geven leden toe dat zij niet weten hoe de nieuwe visie tot stand kwam, laat staan waar ze mee hebben ingestemd. Ze zijn lid voor de idealen en zowel de oude als nieuwe visie lijken daarbij te passen. Ze hebben geen zaken gehoord die tegen hun principes ingaan en dus laten ze het voor wat het is. Ze zijn niet betrokken genoeg om het beleidsteam echt te controleren. Het gevolg is dat ze instemmen: ze denken dat de vrijwilligers hun werk goed hebben gedaan. Als het ooit mis gaat met de koers, kunnen ze hun lidmaatschap altijd weer opzeggen. Toch roept dit alles steeds dezelfde vraag op: hoeveel invloed hebben de leden eigenlijk?
Europese bureaucratie
Het beleidsteam blijkt in Boekarest nog niet klaar met het werk. De thema’s uit de 2025-2040 Policy Aspirations gaan samen tot een nieuwe visie leiden, leggen de man en vrouw uit. Dit document is er nog niet. Dat levert veel vragen op: wat zal er in dit document staan, waarom moet dit aan de bestaande documenten worden toegevoegd, waarin is dit anders dan de doelen die net zijn gepresenteerd en als het anders is, waarom dan? Er ontstaat vooral een probleem met de hoeveelheid documenten: het zijn er inmiddels zoveel dat er een nieuw online platform in gebruik is genomen om ze te kunnen ordenen. Er is een assistent op basis van kunstmatige intelligentie aan toegevoegd om samenvattingen te maken.
Volt Europa produceert zoveel documenten dat men door de bomen het bos niet meer ziet. Er worden op vier niveaus standpunten geformuleerd die onderling met elkaar samenhangen en een heleboel papier opleveren. Het gaat geprint om ruim vijfhonderd pagina’s met wensen en ideeën.
Volt heeft een voorlopig beleidsprogramma, The Volt Charter, dat online wel te vinden is, maar geen prominente plek op de website heeft. Dit is een handzaam basisdocument en beslaat vijf pagina’s met uitgangspunten, doelen en uitdagingen: Volt wil internationale problemen echt internationaal oplossen, heeft een nieuwe kijk op de economie, wil gelijke kansen op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en in de zorg, streeft naar een moderne overheid die burgers inspraak geeft en wil dat de EU modern, democratisch en effectief is.

Dit document heeft veel weg van een beginselprogramma en is het toonbeeld van helderheid. Het blijkt nooit definitief te zijn gemaakt. Volt Europa heeft er wel een uitgebreider document aan toegevoegd met de naam Mapping of Policies. Dit bestaat uit meer dan tweehonderd bladzijden met op Europees niveau afgesproken standpunten. Het betreft echter geen politiek programma. Het document moet op nationaal niveau nader worden uitgewerkt.
Bij Volt Nederland heeft dit tot een beleidsprogramma geleid van honderden pagina’s en daarvan is dan weer het verkiezingsprogramma afgeleid. Dat heeft allemaal weer een relatie met de Amsterdam Declaration, het verkiezingsprogramma voor de Europese verkiezingen van 2019. Daar is dan weer een aanvullend document aan toegevoegd van 63 pagina’s.
Volt lijkt op de EU. Er zijn zoveel documenten dat alleen mensen die zich er fulltime mee bezighouden ze kunnen overzien. Als iemand wil weten wat Volt van een bepaald onderwerp vindt, komt hij in een doolhof terecht.
Zo ontstaat een enorme kloof tussen de standpunten die Volt Europa in theorie heeft en de standpunten die publiekelijk worden gedeeld. Er zijn honderden pagina’s standpunten, maar als ik tijdens de coronapandemie een kandidaat vraag wat Volt van de lockdown vindt, komt er geen antwoord. Dat is begrijpelijk: het is logisch dat een gemiddelde kandidaat niet alle documenten heeft gelezen of zelfs maar op hoofdlijnen overzicht heeft.
Samenhang
Bij Volt moeten alle beleidsterrein met elkaar samenhangen, maar er zijn zoveel documenten dat niemand weet of al die ideeën dat ook echt doen. Als het de partijtop uitkomt hoeft er ook helemaal geen logica of onderling verband te zijn, want er is sowieso te veel papier.
Een Kamerkandidaat van Volt Nederland ontdekt voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 dat sommige standpunten uit het verkiezingsprogramma niet te herleiden zijn tot de standpunten die op Europees niveau zijn vastgesteld. Zo wil Volt Nederland privéonderwijs afschaffen, maar dat staat in geen enkel Europees beleidsplan. De kans dat iemand dit opmerkt is echter klein, want de meeste leden doen geen poging alle documenten te kennen en te doorgronden. De partijtop kan dus creatief zijn.
Bij Volt heeft het ontwikkelen van beleid een enorme zwaarte en dat geldt ook voor de documenten die online staan. Veel leden willen eraan meeschrijven. Een veel gehoorde mening is dat de documenten die uit dit proces komen heel serieus moeten worden genomen. Er is een dwingende logica dat deze standpunten er niet voor niets zijn en dat nationale afdelingen consistent moeten handelen conform de Europese lijn. Zo wordt elke vorm van originaliteit uitgebannen.
Tegelijk blijft echter ook spontaniteit mogelijk, omdat niemand al het beleid overziet: feitelijk moeten standpunten vooral op het oog bij de collectie beleidsdocumenten passen. Zolang niemand klaagt is het goed. Het lijkt de top te ontgaan dat dit veel documenten eigenlijk overbodig maakt.
Heel veel regels
De consequentie van bureaucratie is meer bureaucratie. Volt Europa heeft een enorme preoccupatie met interne regels om tot al deze documenten te komen. Bij een online congres praten twee bestuurders over het beleidsproces. Volt wil meer transparantie, een format voor nieuw beleid, meer interactie tussen het nationale en Europese niveau en een regelmatige uitwisseling van best practices. Er zijn allerlei ideeën: er moet voortaan bij het Engels naar de conformiteit worden gekeken, een redactioneel team gaat kijken of de formulering van het beleid inclusief is en de fase van het indienen van amendementen gaat van 21 dagen naar veertien plus zeven.
Volt heeft overal regels voor. Er komt een afgevaardigde in beeld van de zogeheten governance commission. Hij komt vertellen over toekomstige statutenwijzigingen. Er moeten in deze interne regels meerdere bewoordingen worden veranderd. Ook verhuizen sommige passages van de statuten naar het huishoudelijke reglement, want dat maakt het makkelijker ze in de toekomst aan te passen. Functionarissen moeten voortaan betaald kunnen worden en daarom moet een aantal regels veranderen. Ook moet een overgangsperiode worden toegevoegd. De congresregels en de regels over interne teams wijzigen, evenals hun werkwijze en de manier waarop ze zijn gekoppeld aan de nationale afdelingen.
Bij Volt Nederland gaat het niet anders. Vrijwel elk congres zijn er statutenwijzigingen. Dit laat zien dat het partijbestuur graag strikte regels wil, maar niet precies weet welke regels dat moeten zijn. Discussie over de wijzigingen is er niet of nauwelijks. Bij een online congres over de statuten vertellen partijbestuurders welke wijzigingen zij voorstellen. De leden worden gemaand de stukken te lezen zodat ze weten waar het over gaat. Welke wijzigingen precies voorliggen, wat de redenen ervoor zijn en welke andere opties er zijn: het komt niet aan bod. Geen enkel lid stelt vragen. Het toont aan dat Volt regels om de regels heeft, niet omdat leden ze echt gebruiken.

Een voorbeeld is de country council. Deze staat in de statuten van Volt Europa, maar wordt niet duidelijk op de website vermeld. Elke landelijke afdeling heeft een stem in deze raad, die besluit over de toetreding van nieuwe nationale afdelingen en over coalities en allianties op Europees niveau. Er zitten voor elk land maximaal twee mensen in. Voor Nederland zijn dat bestuurslid Ilca Italianer en partijbureau-baas Jason Halbgewachs.
De statuten van Volt Europa zeggen echter dat dat niet kan: bestuursleden van nationale afdelingen – zoals Italianer – kunnen niet in deze raad zitten. De leden moeten bovendien door de partijleden worden gekozen en dat is in Nederland niet het geval. Bij navraag blijken de statuten echter veranderd en zijn beide passages geschrapt. Zo is er toch geen probleem. Ondertussen staan twee ongedateerde versies van de statuten op de website. Welke geldt is niet vast te stellen. Niemand maakt zich er druk over.
Iets soortgelijks geldt voor het quorum: het aantal leden dat bij een vergadering aanwezig moet zijn om beslissingen te mogen nemen. Bij Volt Nederland gaat het om tweederde van alle leden, wat neerkomt op duizenden mensen. Het is daarmee nooit mogelijk de statuten meteen te wijzigen. Er moet standaard een tweede vergadering worden uitgeschreven waarbij geen quorum geldt en beslissingen er – vanwege de ongetwijfeld lagere opkomst – sowieso doorheen kunnen worden gedrukt. De kans dat mensen hier twee keer tijd in willen steken is klein.
Lage betrokkenheid
NGO’s willen zoveel mogelijk mensen bereiken en enthousiasmeren. Dat wil Volt Europa ook. Bij het congres in Boekarest is een demonstratie voor de Schengen-toetreding van Roemenië en wordt gepraat over hoe vrouwen politiek actief kunnen worden. Politieke partijen gaan echter verder dan dit soort gesprekken en acties: ze geven hun eigen leden ook de mogelijkheid een positie in de organisatie te verwerven door zich te laten kiezen door leden. Bij nationale afdelingen als Volt Nederland kan dat ook.
Bij Volt Europa is de drempel hoog. Om een functie te krijgen heb je een Europees netwerk nodig en moet je meedoen aan de Europese beleidsmachine. In de praktijk moet je in het beleidsteam zitten. Kandidaten moeten naar congressen in Europese hoofdsteden komen en meedoen aan online beleidsdiscussies, anders weten leden überhaupt niet wie ze zijn en maken ze geen kans. Je moet er tijd en geld voor hebben: online meetings kosten tijd en twee keer per jaar voor een conferentie naar het buitenland doe je op eigen kosten. Als je niet of niet voldoende Engels spreekt ben je kansloos. Zo ontstaat een hecht netwerk dat op papier democratisch is, maar in de praktijk een kartel vormt: een zeer selecte groep met een specifiek, internationaal profiel.

Dat zie je terug bij het beleidsprogramma. Er is een beleidsteam op Europees niveau dat een beleidstop heeft georganiseerd en daar een conceptversie van het programma heeft geschreven, zegt de voorlichter. Op deze manier komen er best practices in het programma te staan en kunnen burgers uit heel Europa er een bijdrage aan leveren. De nationale afdelingen kunnen ook input leveren, maar hoe is onduidelijk.
De beste weg naar invloed is wederom in het beleidsteam te zitten, want dan ben je bij de bijeenkomsten. Er hebben zestig leden direct bijgedragen aan het proces en via consultaties nog enkele honderden anderen. Er zijn allerlei processen geweest waarbij leden konden meedoen, maar hoe dat in zijn werk ging blijft wederom vaag.
Bij een ledenpartij zou je een hoge betrokkenheid verwachten, maar het omgekeerde is het geval. Bij een online sessie van Volt Europa waar leden kunnen kennismaken met bestuurskandidaten zijn zestien mensen. Dat is een duizendste van de leden die Volt Europa op dat moment heeft.
Leden hebben meer interesse in de nationale afdeling dan in de Europese partij. Die nationale afdeling vraagt ook meer van leden, bijvoorbeeld bij het zoeken naar kandidaten voor de gemeenteraad en het schrijven van lokale partijprogramma’s. De Europese moederpartij komt op de tweede plaats, terwijl de Europese NGO de kern van de organisatie is. De Europese organisatie maakt Volt uniek, maar de eigen leden halen er in de praktijk hun schouders over op.
Zo is er sprake van een zelfversterkende dynamiek: als leden nooit naar Europese conferenties gaan, kennen ze niemand en is er weinig aan. Het is dan moeilijk beargumenteerd te stemmen bij interne verkiezingen voor bijvoorbeeld het Europees bestuur.
Kandidaat-bestuursleden
We zien dit in Lissabon als bij het congres een groot aantal kandidaat-bestuursleden de revue passeert. Als je niet vaker aanwezig bent geweest kun je geen beargumenteerde keuze maken. Alle kandidaten hebben twee minuten om zich te presenteren. Vanuit Nederlands perspectief is zanger Bastiaan Ragas het meest logisch, omdat hij een bekende Nederlander is. Hij wordt echter niet verkozen, juist omdat hij buiten het hechte Europese netwerk valt.
In een online sessie met kandidaten voor het Europees bestuur zegt niemand dat dit op Europees niveau altijd een probleem zal blijven. Kandidaten komen met gemeenplaatsen dat de pan-Europese structuur nooit af is. Pro-actieve communicatie moet de betrokkenheid verhogen, net als spreken met één stem. Een kandidaat zegt dat het belangrijk is te bewijzen dat pro-Europese politiek werkt en dat er daarom een betere Europese infrastructuur moet komen.
Maar eigenlijk is die infrastructuur er al, wordt er al gesproken met één stem en wordt de bestaande structuur sowieso verder ontwikkeld, al is het maar door meer regels, documenten en commissies. Daar hoort een permanente desinteresse van partijleden bij, evenals een gebrek aan vrijwilligers. De meeste mensen kunnen en willen van politiek immers geen dagtaak maken.
Zo illustreert Volt Europa wederom de problemen van de EU. De organisatie wordt door een klein clubje beleidstijgers bestierd. Het levert ondoorgrondelijke procedures op, plus een logge, hiërarchische organisatie die elke vorm van originaliteit en eigen initiatief onderdrukt. Volgens Europees voorzitter Reinier van Lanschot is Volt een voorbeeld van hoe je tussen landen kunt samenwerken. Dat klopt, maar op een andere manier dan hij bedoelt. Leden zijn bezig met zaken die makkelijk haalbaar zijn: successen behalen in de gemeenteraad, een lokaal team opzetten, flyeren of een visie formuleren voor een probleem waar ze in het dagelijks leven tegenaan lopen. Zo verdwijnt Europa uit beeld en heeft een select netwerk op Europees niveau vrij spel.
Geen controle
Partijleden hebben alle activiteiten aan het Europese bestuur gedelegeerd en moeten eigenlijk controleren wat dat bestuur doet. Het is moeilijk dat op dagelijkse basis te doen, maar ze zouden wel een globaal beeld moeten hebben. Op het partijcongres in Lissabon is glashelder dat leden dat beeld ontberen.
Volt Europa is voor de meeste leden te ingewikkeld. Hoe beslissingen worden genomen en hoe je daar invloed op kunt uitoefenen ontgaat ze. Het gevolg is dat leden niet kunnen uitleggen wat het Europees bestuur precies doet, hoe het zou moeten functioneren en of het functioneren op dat moment in orde is. Dit is echter wel de kern van de Europese partij die Volt wil zijn.
Het gebrek aan controle blijkt vooral als het bestuur zichtbare beslissingen neemt die een behoorlijke zwaarte hebben. Zo vertelt een bestuurslid dat Volt in Cyprus gaat samenwerken met de nieuwe partij Neo Kyma. Deze wordt over enige tijd omgedoopt tot Volt Cyprus. De snelle mededeling op het podium in Lissabon maakt het bijna niet te verstaan hoe de partij überhaupt heet. Er is geen stemming, de Nederlandse Volt-bestuurders horen het besluit voor het eerst en discussie is er ook niet. Wel komt een onbekende vrouw via een online verbinding in beeld om te vertellen dat haar partij dezelfde doelen heeft als Volt. De leden moeten maar aannemen dat dat klopt.
Hetzelfde gebeurt even later bij de ontvangst van een Portugese Europarlementariër. Hij stapt het podium op, gooit een bal, vertelt over zijn konijn en vertelt dat zijn vrouw Volt-lid is. Het blijkt Francisco Guerreiro te zijn. Een gedetailleerd beeld van zijn achtergrond en werk krijgen we niet. Hij heeft zich bij Volt aangesloten, horen we. Hij blijft weliswaar onafhankelijk Europarlementariër, maar er zijn nu toch twee Volt’ers in Brussel.
De leden moeten zelf opzoeken wie hij is: een afsplitser van de Portugese Partij voor de Dieren. Er waren politieke meningsverschillen. Anderhalf jaar later blijkt hij alweer weg: hij was het oneens met het Volt-standpunt over kernenergie. Of het Europees bestuur dit niet vooraf had moeten checken wordt nooit meer besproken.
Grote besluiten
Zo gaat het verder. In Lissabon krijgen de leden te horen dat er een kring voor grote donateurs wordt opgericht. Deze gaat The Schuman Circle heten en lijkt geïnspireerd op een soortgelijk initiatief van Volt Nederland. Het is wederom een ingrijpende beslissing. Zo’n sponsornetwerk roept vragen op over onafhankelijkheid en mogelijke belangenverstrengeling. Krijgen donateurs invloed op de politieke koers? Er is nauwelijks ruimte voor vragen. Als een lid in de zaal vraagt of donateurs toegang krijgen tot Volt-politici volgt geen concreet antwoord. De vergadering gaat verder.

Als het Europees bestuur in Lissabon verantwoording aflegt over twee jaar bestuurswerk blijken de leden al een tijdlang met elkaar overhoop te liggen. Maar weinig mensen in de zaal wisten dat. De non-verbale communicatie spreekt boekdelen: de bestuurders zijn geen vrienden meer, er heerst een toxische sfeer, de verwachtingen lopen te veel uiteen en er is te weinig overleg. Co-voorzitter Reinier van Lanschot wijt dit aan corona, volgens de andere co-voorzitter – Valerie Sternberg – ligt overleg haar niet. Welke kwaliteiten hebben bestuurders nodig om een Europese partij te leiden? Wat het antwoord ook is: het oude bestuur ontbeert ze.
Dit verbaast niet als we terugdenken aan de online sessie waarin kandidaat-bestuursleden zich aan de leden mochten voorstellen. In deze sessie spraken ze over hun associaties bij het woord Europa, hoeveel talen ze spreken, hun favoriete plek, het laatste boek dat ze hebben gelezen, hun favoriete gerecht, hun favoriete televisieserie en de politici die ze bewonderen. Het gaat niet over hoe ze in landen zonder functionerende Volt-afdeling een organisatie op poten gaan zetten die voldoende massa heeft om aan verkiezingen mee te doen en enige kans te maken. Ook ontbreekt het onderwerp hoe de Europese dimensie van Volt ook onder leden kan gaan leven.
Geen sturing
Waar deze bureaucratische, oncontroleerbare werkwijze toe leidt, zien we bij het congres in Parijs. We luisteren naar een presentatie over de strategie voor de Europese verkiezingen van 2024. Volt begon ooit met de ambitie voor een eigen fractie in het Europees Parlement. Daarvoor zouden 23 Europarlementariërs gekozen moeten worden uit minimaal zeven lidstaten. Dit voornemen komt echter niet meer in de strategie terug. De ambitie is vier tot negen zetels.
Zo wordt in een oogwenk de belangrijkste ambitie op de lange baan geschoven. Deze werd een half jaar eerder nog in Boekarest besproken: in welke landen zou deelname van Volt kansrijk zijn? De wijziging is een erkenning van wat toen al duidelijk was: deelname zit er in veel landen niet in, laat staan het halen van zetels. De presentatie gaat snel verder. De nieuwe strategie passeert zonder discussie.
De leden stellen geen vragen over de gewijzigde ambitie en het is zelfs niet duidelijk of men zich realiseert dat deze is veranderd. De leden worden er in ieder geval niet expliciet op gewezen. Er is daarom ook geen discussie over de vraag hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren. Zo komen we terug bij het Europese bestuur, dat er duidelijk niet in is geslaagd voldoende levensvatbare afdelingen te vormen die met succes mee kunnen doen aan de Europese verkiezingen. Volop vragen: waarom is er maar beperkte groei, waarom is de ambitie bijgesteld en wat gaat het bestuur in de toekomst anders doen?

In Parijs wordt een nieuw Europees bestuur gekozen en neemt het oude afscheid. Het lijkt een mooi moment om te reflecteren op het afvoeren van de langgekoesterde ambitie. Zondagochtend staat een gesprek van vijf kwartier op het programma met het vertrekkend bestuur. Het klinkt niet als een stevige verantwoordingssessie: in het programma staat dat er pre-selected questions gesteld kunnen worden. Spontane vragen over de gemiste doelstellingen komen dus op voorhand niet aan bod.
Het loopt anders: het programma loopt uit en de sessie wordt ingekort tot twintig minuten. Ook dat blijkt vervolgens niet haalbaar omdat de huur van de zaal afloopt. Zo wordt de sessie met het oude bestuur, waar de bestuursleden kunnen verantwoorden waarom Volt zijn onderscheidende vermogen bij de Europese verkiezingen is kwijtgeraakt, geschrapt.
In plaats van de verantwoordingssessie komt het bestuur op het podium en krijgt een dankwoord van twee minuten. Reinier van Lanschot neemt het woord. Hij is heel dankbaar dat hij co-voorzitter mocht zijn en hoopt dat het nieuwe bestuur resultaten gaat neerzetten. Er valt geen woord over het gebrek aan resultaten van het bestuur dat hij heeft voorgezeten. Ook merkt niemand op dat Van Lanschot al maanden geleden is opgestapt, samen met bestuurslid Anouk Ooms, die ook op het podium staat, maar al een tijdje niet meer in functie is. Van Lanschot en Ooms vonden hun Nederlandse kandidatuur voor het Europees Parlement belangrijker dan het bouwen van de partij.
Bij de verkiezing van het nieuwe bestuur wordt Francesca Romana d’Antuono, de tweede co-voorzitter, herkozen. Ook dat gebeurt zonder vragen of kritiek.
Ongemakkelijke overeenkomst
Waar andere Europese partijen samenwerkingsverbanden zijn tussen nationale partijen, kunnen leden bij Volt direct invloed uitoefenen op de politieke koers. Toch is de betrokkenheid op Europees niveau in de praktijk beperkt. Leden zijn bezig met hun eigen stad of land, niet met de EU. Ze stemmen wel in met de Europese visie van Volt, maar discussie over het Europees programma is de bezigheid van een enkeling, niet van de massa, terwijl het daar juist allemaal om begonnen was. Het logische gevolg is elitevorming: niet iedereen kan zich doorlopende betrokkenheid permitteren, al is het maar financieel. Dat Volt Europa procedureel en inhoudelijk voor buitenstaanders ontoegankelijk is, helpt niet mee het enthousiasme te vergroten.
De betrokkenheid van leden is zo beperkt, dat de partijtop carte blanche heeft. Zelfs het schrappen van de belangrijkste ambitie levert geen kritiek op. Zo lijkt Volt opvallend veel op andere Europese partijen. Als een CDA-lid invloed wil uitoefenen op de koers van de christendemocratische EVP, verloopt dat via CDA-afgevaardigden. Slechts een enkeling heeft toegang tot de Europese partij.
Hoewel Volt Europa de Europese discussieruimte in theorie opent voor gewone leden, maken ze daar in de praktijk nauwelijks gebruik van en worden eventuele enthousiastelingen met bureaucratie ontmoedigd. Het resultaat is hetzelfde als bij partijen als het CDA: leden horen op nationaal niveau wat de Europese tak heeft besloten zonder dat ze daar zelf over hebben meegepraat.
Dit is het zesde deel van een serie Bureaucratie voor Europeanen. Lees hier deel 7.
Beeld: Presentaties van Volt, achtereenvolgens online, in Lissabon, in Boekarest, in Lissabon, in Parijs, nogmaals in Parijs en in Utrecht. Foto’s: Chris Aalberts.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.