Bureaucratie voor Europeanen (5) – Een campagnemachine zonder discussie
Dit is het vijfde deel van een serie over de Europese partij Volt. Lees de hele serie hier.
In Gouda ontmoet ik Cédric Deverchère, die me wil vertellen over de voordelen van een Europese partij. Hij kent Volt al sinds 2018, toen de Amsterdam Declaration uitkwam. Volt geeft hem de kans om politiek actief te zijn zonder zich iets van grenzen aan te trekken. Vroeger woonde hij in Lyon, maar vijf jaar geleden kwam hij voor zijn vrouw naar Nederland. Hij is Frans staatsburger, maar voelt zich in de eerste plaats Europeaan, vertelt hij. In Nederland wil hij ‘zijn Europese droom beleven’, zoals hij dat noemt: in een ander land leven, de taal leren, er bijdragen aan de gemeenschap en er maatschappelijk actief zijn. Een vakantie kan dat niet vervangen, legt hij uit: alleen met een langer verblijf geef je je Europese burgerschap echt vorm.
In Nederland leidt Deverchère een groep vrijwilligers in de omgeving van Gouda. Als Europees burger mag hij in Nederland stemmen voor de gemeenteraad en het Europees Parlement. Hij hielp mee met de Nederlandse campagne en deed dat tevens in Keulen, waar Volt in de gemeenteraad zit. Deverchère hielp ook mee in Lille, waar Volt maar tweehonderd stemmen tekortkwam voor een zetel. Volt biedt progressieve EU-burgers een structuur om politiek actief te worden en te blijven, legt hij uit. Ze maken al gebruik van de open grenzen door in een ander land te gaan werken, nu nemen ze ook hun partijpolitieke affiliatie mee. Inmiddels staat hij op de Nederlandse kandidatenlijst voor de Europese verkiezingen.
In Frankrijk was Deverchère actief bij En Marche, de politieke beweging van Emmanuel Macron. Die partij draait echter te veel om de voorman, denkt hij. En Marche zorgt niet voor echte vernieuwing en dat doet Volt met de Europese partijstructuur wel. Dat het nog tien jaar kan duren voordat de EU echt democratisch is, maakt hem niet uit. Hij vindt het ook niet erg dat Volt vanaf het begin moet worden opgebouwd.
Volt geeft leden nu al inspraak op alle politieke niveaus, van de gemeente tot het Europees Parlement. De partij wil intern democratisch en transparant zijn, wat het gevoel geeft echt onderdeel te zijn van een Europese partij. Zo komen we op de vraag hoe zo’n partij er als ledenorganisatie uitziet.
Europese partijen
Europese partijen zijn in de regel federaties van nationale partijen die in Brussel samenwerken. Voorbeelden zijn de PES, de partij van Europese sociaaldemocraten en de EVP, de partij van Europese christendemocraten. Tientallen nationale partijen gebruiken zo’n Europese partij als overlegplatform. Deze Europese partijen staan formeel los van de fracties in het Europees Parlement, maar zijn vaak wel de naamgever ervan.
Als een nationale partij is aangesloten bij een Europese partij, horen de Europarlementariërs van die nationale partij meestal ook bij de bijbehorende Europese fractie. Al deze Europese partijen zijn in één opzicht hetzelfde: ze accepteren geen individuele partijleden, met uitzondering van het liberale ALDE. Dit laat zien hoe ontoegankelijk Europese politiek is: dit is een wereld van afgevaardigden, niet van burgers.
Volt wijkt hiervan af: individuele burgers kunnen er lid van worden en meepraten over de strategie en organisatie op Europees niveau. Volt verandert dit gesloten systeem door burgers op Europees niveau een directe stem te geven. Leden zijn dubbel-lid: zowel van de nationale afdeling zoals Volt Nederland of Volt Duitsland, maar ook van de Europese partij Volt Europa. Dit heeft een vergaand gevolg voor hoe Volt functioneert.
De leden van de christendemocratische EVP – tientallen nationale partijen – stellen ieder een eigen visie op en doen vervolgens mee aan de Europese verkiezingen. Daarna ontwikkelen de verkozen Europarlementariërs gezamenlijke standpunten. Gewone partijleden kunnen op nationaal niveau meepraten, maar moeten vervolgens maar afwachten wat hun vertegenwoordigers daar in Brussel mee doen.
Volt Europa draait deze logica om. Leden stellen het Europese programma vast en hebben zo directe inhoudelijke invloed op wat de partij – Volt Europa – in Brussel bepleit. Vervolgens determineert dit Europese programma de koers van de eigen Europese fractie en die van de afdelingen in de lidstaten, zoals Volt Nederland en Volt Duitsland. De nationale afdelingen moeten binnen de kaders van het Europese programma blijven. Deze werkwijze levert consistentie en eenvormigheid op.
Omdat de nationale afdelingen gebonden zijn aan het Europese programma, heeft iedereen die namens Volt in het Europees Parlement komt dezelfde visie. In andere Europese partijen – waar juist het nationale niveau het belangrijkst is – is dat niet zo.
Een Europese NGO
Is Volt daarmee een Europese partij? Deze vraag komt aan de orde op het Europese congres in Boekarest. Tientallen leden zitten in een benauwd zaaltje en er lopen steeds weer nieuwe binnen. Op een gegeven moment moeten laatkomers staan. Het onderwerp is welke stappen Volt moet zetten om een Europese partij te worden. Zo leren we dat Volt dit nog niet is: hiervoor is erkenning van de EU nodig. Volt heeft die niet: er moet eerst een proces worden doorlopen om erkenning te krijgen. Het label Europese partij is relevant, want dan gaan allerlei subsidiepotjes open.
Om een Europese partij te worden moet Volt in zeven landen nationale of Europese volksvertegenwoordigers verkozen krijgen. In een paar EU-landen mogen dit ook regionale vertegenwoordigers zijn. Volt voldoet hier zeker niet aan: in Nederland heeft de partij Kamerleden en in Duitsland een Europarlementariër, dus de teller staat op twee. Wellicht op drie, want er is ook een Bulgaars parlementslid actief. Hij is echter verkozen via een electorale alliantie en daarom is het onzeker of hij bij de berekening mag worden meegenomen, zo vertelt een van de bestuursleden. Of het er twee of drie zijn maakt niet uit: het aantal landen is sowieso onvoldoende. De conclusie is eenvoudig: als Volt in zeven landen zetels haalt bij de Europese verkiezingen, komt er automatisch erkenning.
Zo blijkt Volt een Europese NGO te zijn: een niet-gouvernementele organisatie. Volt past daarmee in het rijtje Amnesty International, Artsen zonder Grenzen en Greenpeace. Zij staan allemaal los van de overheid en streven met steun van burgers een bepaald publiek belang na. Burgers hebben binnen deze organisaties vooral een financiële rol. In de meest vergaande variant praten ze ook mee over wat de organisatie is en doet, zoals bij Volt, in de minimale variant zijn ze slechts donateur en hebben geen inhoudelijke invloed, behalve de optie hun financiële bijdrage stop te zetten.
NGO’s doen vaak een beroep op de politiek, maar doen niet mee aan verkiezingen. Je kunt dit ook lobbyorganisaties noemen.
Zo vallen de puzzelstukjes in elkaar: Volt Europa heeft in verschillende EU-landen nationale partijen opgericht. In de partijfilosofie zijn deze afdelingen – zoals Volt Nederland – ondergeschikt aan de moederpartij. Volt Europa is als het ware ‘de echte partij’ want deze werkt op het belangrijkste politieke niveau. Dat wil echter niet zeggen dat Volt Europa ook valt onder de definitie van een Europese partij. Volt Europa is eigenlijk een NGO met afdelingen, die wel partijen zijn. Zolang er geen Europese erkenning is, is Volt Europa niet meer dan een samenwerkingsverband.
De formele erkenning van de EU is slechts een van de redenen om te beargumenteren dat Volt Europa slechts een NGO is. We zien dat aan de deelname bij de Europese verkiezingen. Bij Volt doen nationale afdelingen in eigen land mee aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. Dit zijn nationale partijen bij nationaal georganiseerde verkiezingen. Dat deze partijen meedoen met een op Europees niveau vastgesteld programma maakt daarbij geen verschil. Volt Europa zorgt ervoor dat dat programma bestaat, maar doet zelf niet mee aan welke verkiezing dan ook. Daarmee is de moederpartij vooral een campagnemachine voor een politiek doel. Dat lijkt dan weer opvallend veel op organisaties als Greenpeace en Amnesty.
De ironie is dat Volt in dit opzicht ook lijkt op andere Europese partijen die wel erkend worden, zoals de christendemocratische EVP en de sociaaldemocratische PES. Ook zij doen niet mee aan verkiezingen, want dat doen alleen de nationale lidpartijen zoals CDA en PvdA. Volt is vooral onderscheidend omdat de partij zichzelf bij kiezers als Europese partij in de etalage legt, terwijl partijen als de EVP en de PES totaal onbekend zijn en geen poging doen daar verandering in te brengen.
Standpunten bepalen
Bij nationale partijen doen congressen dienst als discussiebijeenkomsten over de partijkoers. Bij NGO’s gaat dat heel anders: daar liggen de standpunten min of meer vast en is er geen georganiseerd publiek debat met leden of donateurs. Bij Artsen zonder Grenzen is geen discussie over de doelstellingen en bij Amnesty ook niet. De organisatie bepaalt zelf de koers en draagt die vervolgens uit in de hoop op steun.
Bij Volt Europa gaat dit net zo: de congressen in Lissabon, Boekarest en Parijs herhalen standpunten die al bestonden, zonder ze verder te ontwikkelen of echt te bediscussiëren. Er zijn sessies over de koers, maar die zijn slechts een uitwisseling van ervaringen en ideeën, zonder wezenlijke inhoudelijke meningsverschillen over waar het met Volt naartoe moet. Dat ligt vast, net als bij andere NGO’s. Volt Europa bepleit bijvoorbeeld dat er een federaal Europa moet komen met het Europees Parlement als hoogste macht. Dat staat niet ter discussie.
Leden worden bij Volt opgeroepen om naar het congres te komen, hun mening te geven en van elkaar te leren, maar niet om de standpunten te bediscussiëren en te wijzigen. In Boekarest is bijvoorbeeld een panel met onder andere de Amsterdamse fractievoorzitter Juliet Broersen over citizen empowerment. We horen allerlei meningen over hoe burgers meer macht kunnen krijgen. Over dat doel bestaat eensgezindheid. Leden zeggen het hiermee eens te zijn.
In de sessie wordt gesproken zonder besluitvorming achteraf. Zo is het een aaneenschakeling van meningen. Panelleden delen observaties over een gebrek aan vertrouwen in politieke instituties, de wens dat mensen beter moeten weten hoe EU, democratie en rechtsstaat werken en een verlangen naar meer mogelijkheden voor burgers om invloed uit te oefenen op het beleid. Daar geven de panelleden vervolgens allerlei voorbeelden van.
Zo zien we hoe een Europese partij in de praktijk werkt: dit is een NGO met een vaststaand programma. In Boekarest horen we in drie kwartier maar één meningsverschil: is het verstandig om jongeren al op hun zestiende stemrecht te geven? Het ene panellid denkt van wel, de ander van niet. Dat mag, want het Europese programma zegt hier niets over.
Zo is Volt Europa een internationaal netwerk dat onderling ideeën uitwisselt, maar vooral een vaste visie uitdraagt. Zulke netwerken hebben geen macht in de traditionele betekenis van het woord. Ze moeten het hebben van de kracht van hun ideeën. De eerste stap is dat hun thema’s überhaupt op de agenda komen, zoals bij Volt een verenigd Europa.
Campagne voeren
Als intern debat ontbreekt, blijft maar één bezigheid over: campagnevoering. Ook in dit opzicht gedraagt Volt Europa zich als NGO. Het Volt-congres in Boekarest gaat vrijwel uitsluitend over praktische kwesties: hoe ziet de nieuwe website eruit, hoe worden de financiën geregeld, welke commissies zijn er nodig, hoe kun je vrijwilligers enthousiasmeren en op welke manier wordt het verhaal optimaal uitgedragen?
De campagnemachine is op alle niveaus van Volt aanwezig, ongeacht het aantal leden: in 2019 heeft de partij in München maar 155 leden, maar de hele stad hangt desondanks vol posters. Het suggereert dat Volt veel groter is dan de partij in werkelijkheid is. Twintig kilometer verderop is de partij in Dachau ook actief aan het flyeren, al is het aantal leden minimaal.
Bij politieke partijen gaat het idealiter niet alleen over de standpunten, maar ook over hoe ze gerealiseerd kunnen worden. Partijen willen niet alleen iets anders dan hun concurrenten, ze bedenken ook hoe ze dit zouden aanpakken als ze aan de macht komen. Bij Volt Europa gebeurt dit niet of nauwelijks. Er zijn alleen standpunten en men doet een beroep op de buitenwereld om de mening van Volt na te volgen. Dat lijkt wederom op wat NGO’s doen. Het gaat voor Greenpeace niet om de specifieke beleidsmaatregelen die het klimaatprobleem kunnen aanpakken, maar om de bewustwording dat dit doel belangrijk is. Artsen zonder Grenzen wil vooral noodhulp geven en probeert mensen van het nut daarvan te overtuigen.
Het belangrijkste voorbeeld is het pleidooi dat de EU moet worden gedemocratiseerd. Dit is een campagneboodschap, geen beleidsvoorstel. Volt Europa heeft een toekomstbeeld over een eigen fractie in een oppermachtig Europees Parlement als een manier om de EU te democratiseren. Dat is geen voorstel, want je kunt in Brussel en Straatsburg de Europese verdragen sowieso niet veranderen.
Volt Europa heeft alleen een idee, namelijk dat Europa te slecht te beïnvloeden is en dat dat beter moet. Daar hoort een globale oplossing bij, namelijk een Europese partij en een Europees Parlement met meer macht. Als je vraagt welke stappen er concreet nodig zijn om dat hogere doel te realiseren, heeft niemand een antwoord. Zoiets wordt ook nooit aan campagneorganisaties gevraagd. Het gaat om de eerste stap: bewustwording.
Dit is het vijfde deel van een serie Bureaucratie voor Europeanen. Lees hier deel 6.
Beeld: Volt-mars in Den Haag, scherm bij PES-conferentie, Volt-folders en Volt-vlaggen bij het congres in Boekarest. Foto’s: Chris Aalberts.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.