Zonder ledeninspraak gooit Volt Europa de belangrijkste ambitie in de prullenbak

Volt Nederland verloor deze week een zetel in de Tweede Kamer. Dit slechte nieuws is dit weekend duidelijk doorgedrongen tot het congres van Volt Europa in Parijs. Niet zo gek: Volt Nederland is tot dusver de meest succesvolle afdeling van Volt Europa. Toch gaat het zaterdag vooral over iets anders: de winst van Geert Wilders. Geen enkel land is veilig voor radicaal rechts, zegt een vrouw op het podium.
Volt Europa wil het tegengeluid van Wilders zijn. Het positieve nieuws is dat er duizend leden naar Parijs zijn gekomen, horen we oud-voorzitter Reinier van Lanschot zeggen. Andere sprekers komen met lagere schattingen: acht- tot negenhonderd. Toch zegt dat allemaal niet zoveel: eerdere congressen in Boekarest en Lissabon werden weliswaar minder goed bezocht, maar daar kostte het de meeste leden ook veel meer moeite om er te komen. Ze komen immers meestal uit Nederland en Duitsland. Daar zitten ook de meeste volksvertegenwoordigers.
Als een spreker vraagt te gaan staan als je uit Nederland of Duitsland komt, blijft slechts een minderheid zitten. Dit laat goed zien hoe klein Volt in veel EU-landen is. Samenvattend: als het slecht gaat met Volt Nederland, gaat het ook slecht met Volt Europa. En slecht gaat het.
Strijd tegen populisme
Volt is ooit opgericht om de strijd met het populisme aan te gaan, horen we Europarlementariër Damian Boeselager zeggen. Destijds ging het om Brexit, nu gaat het om de winst van uiteenlopende populisten waaronder Wilders. Uit welk Europees land de leden ook komen, overal heeft men wel een eigen PVV.
Of al die populisten onder de indruk zijn van Volt laat zich enigszins raden. Volt zou precies het omgekeerde moeten zijn: niet ouderwets, conservatief en nationalistisch, maar modern, progressief en federalistisch. Wilders wil een nexit, Volt wil meer macht naar Brussel en de EU democratisch organiseren. Volt wil daarom komend jaar in zoveel mogelijk landen meedoen aan de Europese verkiezingen. Al in 2019 was de ambitie dat Volt een eigen fractie krijgt in het Europees Parlement. Dat idee bleef een utopie.
Dat Volt ‘een Europese partij’ is maakt Volt echt anders dan nationale partijen, zo beweert men. Uiteindelijk zijn concurrenten als D66 immers gebonden aan nationale grenzen. Volt is dat met een volledig Europees programma en afdelingen in alle EU-landen niet. De eigen fractie in het Europees Parlement vormt de kern van deze visie. Die fractie komt er echter alleen als Volt voldoet aan de regels van het Europees Parlement: Volt moet verkozen worden in minimaal zeven landen met minimaal 25 Europarlementariërs.
U begrijpt het al: dat zit er simpelweg niet in. In 2019 niet en komend jaar weer niet.
Weggegooide ambitie
In een presentatie over de verkiezingscampagne horen we dat Volt de ambitie voor 2024 heeft verlaagd: vier tot negen zetels. Vier lijkt strategisch gekozen: dit doel wordt behaald als in de twee meest kansrijke landen – Nederland en Duitsland – elk twee Europarlementariërs worden gekozen. Bij eerdere congressen filosofeerde Volt in welke andere landen deelname aan de Europese verkiezingen kansrijk is. Men kwam er niet uit. Nu erkent Volt plotseling dat de partij vrijwel overal kansloos is.
Hier gooit Volt de belangrijkste ambitie in de prullenbak of schuift deze op de lange baan. Straks zit Volt net als alle nationale partijen niet met een eigen fractie in het Europees Parlement, maar in een niet-transparant samenwerkingsverband van nationale partijen. Zo wordt Volt straks – net als nu – gedwongen tot een werkwijze waar de partij eigenlijk tegen is. Met de weggegooide ambitie wordt duidelijk dat dat de komende jaren hetzelfde blijft. Het verschil met D66 is daarmee weggevallen.
Volt kiest voor de praktische weg: de partij voldoet sowieso niet aan de eisen voor een eigen fractie. De Franse Volt-voorzitter vertelt waarom de partij niet of nauwelijks aan Franse verkiezingen mee kan doen: de kosten om aan de verkiezingen mee te doen zijn te hoog. Er komen ook geen Deense Europarlementariërs, zo hoor ik bij de koffie, want ook daar zijn de eisen te hoog. Mooie smoes, want Volt Denemarken maakt met 62 leden sowieso geen enkele kans.
Geen democratie
Opeens zie je dat deze Europese partij niet zoveel voorstelt. Zo is de belofte dat de Volt-leden directe invloed hebben op de Europese koers, terwijl ze dat bij nationale partijen veel minder hebben. Dat valt tegen: de Europese ambities zijn aanzienlijk bijgesteld, maar er is in Parijs geen discussie over. Er zijn niet eens vragen. Een spreker kondigt het aan en meldt niet eens dat het een verandering is. Leden serieus mee laten praten, daar doet Volt Europa niet aan.
Populisten als Wilders hebben niet- of semi-democratische partijen en Volt wil het tegendeel zijn, maar dat lukt ook al niet. De interne democratie is halfslachtig, zoals bij het bepalen van het Europese verkiezingsprogramma. Volt vertelt graag dat het programma is geschreven door leden uit de hele EU, maar de werkelijkheid is anders. Een beleidsteam heeft het document geschreven. Niet alle leden kunnen daar zomaar lid van worden, vertellen twee aanwezigen. Leden kunnen wel amendementen indienen, maar die moeten aan ingewikkelde formele eisen voldoen.
Dit Europese congres gaat over vanalles, maar niet over die amendementen. Het verkiezingsprogramma wordt op het podium besproken door kandidaten voor het Europees Parlement, niet door leden. Zij mogen een paar minuten vragen stellen en over de amendementen stemmen, maar elk debat ontbreekt. Je vraagt je af waarom Volt-leden überhaupt naar dit congres komen, want veel meer dan klapvee zijn ze niet. Stemmen kunnen ze ook thuis. Dat scheelt een hoop geld, zelfs als het congres dichtbij is.
Beeld: het ‘policy team’ staat op het podium. Foto: Chris Aalberts.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.