Hoe herken je een goed Kamerlid? Die heeft ervaring en een missie
Wat houdt het ambacht van politicus in? Deze vraag staat woensdagavond centraal in het Betty Asfalt-complex in Amsterdam, waar Vrij Links tot aan de verkiezingen wekelijks een politiek café organiseert. Zo’n vijfentwintig mensen luisteren naar voormalig D66-Kamerlid Boris van der Ham en scheidend SP-Kamerlid Peter Kwint. Hoe is het om politicus te zijn, vraagt moderator Lorenzo Girardi zich af. Een relevante vraag nu Tweede Kamerleden steeds korter in functie zijn.
Van der Ham is elf jaar de politiek uit, zo vertelt hij op uiterst opgewekte toon. Hij kan tegenwoordig naar eigen zeggen beter relativeren dan vroeger. Er wordt veel geklaagd over spelletjes in de politiek, maar de meeste dingen zijn gewoon toeval en gebeuren omdat mensen zich hebben verslapen of zich verspreken. Het menselijk gebrek speelt in de politiek een veel grotere rol dan vaak wordt gedacht. Je kunt ongeluk en mislukking soms wel een handje helpen.
Er zijn overeenkomsten tussen politici en acteurs, denkt Van der Ham, die zelf ook acteur is. Het is in beide beroepen moeilijk om – in de schijnwerpers – jezelf te zijn. Je moet de regels goed kennen en dat kost tijd: wat zijn de procedures, welke verwachtingen bestaan er en al dat soort zaken. Pas in de tweede helft van zijn Kamerlidmaatschap werd Van der Ham effectief omdat hij ‘de structuur’ kende en ‘vrijer kon gaan bewegen’. Als je de regels niet kent, heb je die vrijheid niet.
Handel in opvattingen
Volgens Van der Ham moet je niet doen aan wat hij ‘handel in opvattingen’ noemt. Je moet juist iets nieuws creëren: een wetsvoorstel, een nota of iets anders. De druk op Kamerleden is enorm: veel debatten, moties, vragen en werkbezoeken. Voor je het weet zit je agenda helemaal vol, bereik je niets en kent niemand je. Het is dus nodig een eigen agenda te hebben met iets wat je achter wilt laten, waarbij je echt het verschil kunt maken. Dat is politiek ondernemerschap.
Een politicus wordt bijzonder door dat extraatje en dus moeten politici weten wat ze willen. Er is veel FOMO-gedrag: fear of missing out, het idee dat je enorme kansen laat liggen als je niet meedoet aan een hippe discussie, daar niet over twittert of er geen motie over indient. Van der Ham noemt dat ‘springerige politiek’. Een voorbeeld is de hijgerige discussie over religieuze symbolen bij de politie. Iedereen probeert er een graantje van mee te pikken.
Politiek kan heel lelijk zijn en de weg naar resultaat ligt vol hobbels, denkt Van der Ham. De buitenwacht begrijpt het proces ook niet altijd. Een voorbeeld komt van de SP waar men jarenlang Kamervragen stelde over relatief kleine kwesties in de ouderenzorg, zoals ouderen die in een bepaald verzorgingshuis niet werden gewassen. Die vragen leverden veel kritiek op, maar ook een concrete opbrengst. Toen er honderden vragen waren gesteld, ontstond een patroon én discussie over het beleid.
De ophef-industrie
Peter Kwint herhaalt het probleem van wat hij de ‘ophef-industrie’ noemt. De campagne gaat ook nu weer te veel over randkwesties zoals de vraag wie de nieuwe premier wordt. Kwint denkt dat mensen dat ook helemaal niet interessant vinden. Hij bekritiseert dat het ideologische paadje voor Kamerleden heel smal is. Partijen selecteren Kamerleden dusdanig dat ze dat paadje kunnen bewandelen en niet het lef hebben om een andere weg in te slaan.
Kwint werd vooral bekend omdat hij nooit een jasje draagt en in hardrock-shirts loopt. Het leverde jarenlang aandacht en kritiek op, in de Kamer en daarbuiten. Het was voor Kwint ontzettend makkelijk om ‘publiciteit te pakken’ over festivals en dat hij plaatjes draait bij de Zwarte Cross. Er was enorme potentie om ‘een circusact’ te worden. Bij Op1 mocht hij niet aanschuiven over zijn initiatiefnota’s, maar wel over festivals. Dan mocht hij eventueel ook een paar zinnen over de inhoud zeggen.
Van der Ham en Kwint zijn het eens dat er wordt geredeneerd vanuit veiligheid: je mag als politicus geen fouten maken. Van der Ham denkt dat fouten juist mooie dingen op kunnen leveren en Kwint is voorstander van learning on the job. Partijen zouden tegelijk hun aspirant-Kamerleden wel beter kunnen voorbereiden. Kwint gaat een enorm dik overdrachtsdossier maken voor zijn opvolger en die mag hem altijd bellen. Het wordt nog moeilijk zich er niet meer mee te bemoeien.
Lessen voor nu
Dit politiek café draagt bij aan de cynische constatering dat politici die zijn vertrokken of op het punt staan te vertrekken betere dingen zeggen over Den Haag dan zittende Kamerleden. Die zitten immers in een keurslijf. Ze moeten zich houden aan de fractielijn en praten binnen hun portefeuille. Elk moment kan een voorlichter ze daarop wijzen. Ze moeten bovendien alle journalisten te vriend houden in de hoop ooit bij een talkshow te mogen aanschuiven omdat anders hun herverkiezing in gevaar komt.
Deze avond versterkt het cynisme over de aanstaande verversing van de Tweede Kamer, waar men net een beetje begon te begrijpen wat het vak van politicus inhoudt en hoe je iets kunt bereiken. Die ervaring gaat de prullenbak in, soms door grillige kiezersvoorkeuren, maar regelmatig ook door kandidatencommissies die willen vernieuwen. Zo komen Kamerleden nooit verder dan de handel in opvattingen die Van der Ham beschrijft. Tegen de tijd dat ze echt het verschil kunnen maken zijn ze alweer weg.
Je zou kunnen concluderen dat je op een politicus moet stemmen die een concrete missie heeft, maar dat klopt niet helemaal. Zo’n missie is alleen zinvol als het Kamerlid al een paar jaar meeloopt, de structuren en de regels kent en allerlei beginnersfouten heeft gemaakt. Alleen die Kamerleden kunnen echt het verschil maken. De grote vraag is: hoeveel kandidaten voldoen deze verkiezingen aan dit criterium? Het zijn er niet bijster veel.
Beeld: Boris van der Ham en Peter Kwint in gesprek bij Asfalt Politiek. Foto: Chris Aalberts.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.