Ophef-gevalletjes zijn niet het grootste probleem van NSC
Het was een zeer korte carrière op het Binnenhof: Onno Aerden zou woordvoerder worden van Pieter Omtzigt, maar hij was nog niet aangenomen of er kwam een tweet bovendrijven waarin hij BBB een gezwel noemde. Aerden was binnen een paar uur weer weg. Omtzigt was kennelijk vergeten Aerdens timeline op Twitter door te ploegen. Niemand vroeg zich nog af of Aerden een goede woordvoerder zou zijn geweest, terwijl het daar toch over had moeten gaan.
Zo komen we op de vraag of de 44 kandidaten van Nieuw Sociaal Contract (NSC) goed zijn geselecteerd. Omtzigt zegt ongetwijfeld van wel. Mooie oefening in logisch denken: zou hij ook het omgekeerde kunnen beweren? Zoiets als: ‘we hebben koffiegedronken met deze kandidaten en dat voelde zo goed dat we verdere screening overbodig vonden.’ Alle claims dat er goed naar de kandidaten is gekeken kunnen sowieso de prullenbak in. Omtzigt kan niets anders zeggen.
We kennen de selectieprocedure van NSC niet. We lezen in de Volkskrant dat NSC heeft geleerd van eerder gemaakte fouten. De kandidaten hebben ‘een uitgebreide screening’ doorlopen. Er waren 2.432 aanmeldingen en vier selectierondes waarbij ‘een team van circa 25 professionele hr-managers’ een voorselectie maakte. Daarna waren er gesprekken. Zo zie je de subtiele invloed van PR op de politieke journalistiek. Dat die hr-managers zo ‘professioneel’ waren kunnen we immers niet controleren.
Miskleunen
Beschouwingen over kandidaten van nieuwe partijen vallen vaak in de categorie ‘ophef’, terwijl dat eigenlijk helemaal niet interessant is. Over Aant Jelle Soepboer (no.7) wordt bijvoorbeeld gespeculeerd dat hij zou aanschurken tegen extreemrechts. Hoe goed de selectie van NSC was weten we niet, maar de kans dat Soepboer een rechtsextremist is, is erg klein. De hr-managers zullen heus wel een paar referenties hebben nagebeld. De kans dat ze dit soort ideeën hebben gemist, nadert de nul.
De problemen van nieuwe partijen gaan over andere dingen dan dit soort ophef. Die kunnen niet opgelost worden met ‘goede screening’. De LPF-ellende ging niet over mensen die iets verzwegen hadden of een uitspraak hadden gedaan die niet deugde. Het ging over de vraag of ze überhaupt geschikt waren voor een politieke rol op het hoogste politieke toneel. Hier zit het echte probleem van nieuwe partijen: die geschiktheid is slecht vast te stellen en daar valt niet tegenop te screenen.
Zie hier de reden waarom politieke partijen als het CDA nuttig zijn. Ze hebben een breed netwerk van afdelingen, fracties en commissies en dit maakt dat nieuwkomers een functie kunnen krijgen om ze eens uit te proberen. Door natuurlijke selectie vallen er heel wat af. Een deel gaat door voor een serieuzere loopbaan, komt in een gemeenteraad en kan het vak leren, terwijl de partij ondertussen kan zien of iemand geschikt is. Na een paar jaar weten partijgenoten het antwoord.
Soorten kandidaten
NSC heeft geen experimenteerruimte. De LPF had die ook niet. Zo zien we wat de belangrijkste verklaring is voor het slagen van nieuwe partijen: ze hebben tijd nodig om langdurig met kandidaten te praten en ze te trainen. Zo vallen veel miskleunen af. De LPF staat recht tegenover FvD: Fortuyn maakte in een paar weken een kandidatenlijst, FvD deed er bij de provincies twee jaar over. Bij FvD ging aan de top superveel mis, maar de kandidaten die een zetel kregen zorgden vrijwel nooit voor problemen.
NSC zit qua planningstijd tussen LPF en FvD in. Een deel van de kandidaten is intern al bekend. Dit zijn bijvoorbeeld alle CDA’ers die al in de politiek zaten, weten wat het werk in de Tweede Kamer inhoudt, wat de risico’s zijn en wat Omtzigt van allerlei zaken vindt. Van hen zijn weinig problemen te verwachten, of ze nou Wytske Postma, Olger van Dijk, Diederik Boomsma of Eddy van Hijum heten. Dit geldt ook voor iemand als oud-VVD’er Folkert Idsinga die de Tweede Kamer al van binnenuit kent.
Het probleem zit niet in de ophef-gevalletjes en de oudgedienden, maar in de mensen die vanuit het niets in de spotlights komen te staan. Je kunt een prima rechter, ambtenaar, opiniemaker of wetenschapper zijn, maar in de Tweede Kamer mislukken. Dit is een bijzondere wereld waar maar beperkt op voor te bereiden valt. Het is precies deze meestal onzichtbare, schijnbaar competente groep kandidaten met expertise elders die nooit echt politiek actief was, die het grootste risico vormt. Wat maken ze er straks van?
Teleurstellingen
De hr-managers hebben ongetwijfeld gevraagd of de kandidaten met teleurstellingen om kunnen gaan, of ze stressbestendig zijn en of ze meningsverschillen kunnen overbruggen. Voor veel banen zijn dit prima vragen, maar in de Tweede Kamer komen kandidaten in een arena waar ze geen voorstelling van kunnen maken: continue mediadruk, doorlopend moeten scoren, een enorme stroom aan reacties en talloze bedreigingen en scheldpartijen. Het aantal burn-outs is in Den Haag niet voor niets zo hoog.
Tel daarbij op dat NSC nog geen volledig programma heeft. Omtzigt heeft allerlei documenten geschreven die een idee geven wat NSC wil, maar op meerdere terreinen is de partij een onbeschreven blad. Straks hebben alle NSC-Kamerleden een eigen zetel en dus macht. Dan kunnen ze doen wat ze willen, kunnen enorme meningsverschillen ontstaan, ook met de partijoprichter, en dat allemaal terwijl de druk en de verwachtingen vanuit de buitenwereld immens zijn.
Dat kan goed gaan, maar het hoeft niet.
Beeld: logo NSC.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.