Volt in Boekarest (3): Volt Europa is geen Europese partij, maar een NGO
Het is een benauwd zaaltje en er komen steeds meer mensen binnen. We kunnen op een gegeven moment niet meer allemaal zitten. We zijn bij een sessie op het congres van Volt Europa, de Europese partij die in zoveel mogelijk EU-landen mee wil doen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. Het onderwerp van deze sessie is een beetje wonderlijk: het gaat over de stappen die Volt moet zetten om ‘een Europese partij’ te worden. En ik maar denken dat Volt dat allang was.
Nee dus. Een bestuurslid legt uit dat het er in deze sessie om gaat hoe Volt formeel door de EU kan worden erkend als Europese partij. Het belang hiervan ligt nogal voor de hand: dan gaan allerlei subsidiepotjes open. Het bestuurslid draait een extreem technisch verhaal af. Het komt erop neer dat Volt in zeven landen nationale of Europese volksvertegenwoordigers moet hebben. In een paar landen gelden vertegenwoordigers in regionale parlementen ook.
Volt Europa is hier nog lang niet aan toe. Alleen in Nederland en Duitsland zijn de juiste politici verkozen. In Bulgarije ook, maar dat gebeurde via een electorale alliantie en het is onzeker of deze parlementariër daarom meetelt bij de berekening. Eigenlijk is de samenvatting simpel: als Volt in minstens zeven landen zetels haalt bij de Europese verkiezingen, komt de EU-erkenning er. Jammer dat Volt geen idee heeft in welke landen die zetels gehaald moeten worden.
Een NGO
Als Volt Europa geen Europese partij is, wat is het dan wel? De partijbestuurder zegt het in deze sessie zelf: een NGO, een niet-gouvernementele organisatie. Volt Europa valt daarmee in het rijtje organisaties als Amnesty International, Artsen zonder Grenzen en Greenpeace. Zij streven allemaal los van de overheid een bepaald publiek belang na en doen dat met de (financiële) steun van burgers, die meestal de rol van donateur vervullen. NGO’s doen veelal een beroep op de politiek, maar zijn daar zelf geen onderdeel van.
Opeens vallen alle puzzelstukjes in elkaar. Volt Europa doet net als NGO’s helemaal niet mee aan verkiezingen. Dat doen de nationale afdelingen zoals Volt Nederland. Dat is zelfs zo bij de Europese verkiezingen. Voor Volt Europa resteert daarom de rol om campagne te voeren voor een federaal Europa. Volt Europa doet zich weliswaar voor als politieke partij, maar is dat formeel en informeel niet. Dat zijn alleen de nationale afdelingen. Volt Europa is een campagneorganisatie zoals er zo vele zijn.
Als je langer kijkt, zie je opeens meer overeenkomsten tussen Volt Europa en clubs als Amnesty en Greenpeace. De verschillen met traditionele partijen als PvdA, CDA en D66 zijn zelfs opvallend groot. Drie punten.
1. Geen debat
Bij politieke partijen zijn congressen discussiebijeenkomsten over de partijkoers, bij NGO’s liggen de standpunten min of meer vast en is daar geen publiek debat over. Zie hier de overeenkomst met Volt Europa. Bij andere partijen doen leden pogingen hun partij inhoudelijk een bepaalde kant uit te duwen. Er liggen bij congressen amendementen op verkiezingsprogramma’s voor, moties over actuele thema’s en al dat soort zaken. Bij Volt Europa zijn er echter twee dagen lang geen sessies met inhoudelijk debat.
De sessies op dit congres hebben een vast stramien: we horen allerlei meningen en dan blijkt iedereen het met elkaar eens. Een voorbeeld is de sessie ‘citizen empowerment’, met onder meer de Amsterdamse fractievoorzitter Juliet Broersen. We horen een enorme hoeveelheid standpunten zonder discussie: er is te weinig vertrouwen in politieke instituties, mensen moeten meer weten over de EU, democratie en rechtsstaat, en burgers moeten meer mogelijkheden krijgen om invloed uit te oefenen en met politici in gesprek te gaan.
Eensgezindheid troef. De sessie duurt drie kwartier en er is op slechts één punt een meningsverschil: is het een goed idee jongeren al op hun zestiende te laten stemmen? Broersen vindt van wel, een ander maakt zich zorgen over de beïnvloedbaarheid van deze leeftijdsgroep.
2. Een campagnebureau
Als er in een organisatie niet of nauwelijks intern debat is, houdt men zich vooral bezig met de praktische vraag hoe de eigen standpunten onder de aandacht kunnen worden gebracht. Dat is wat NGO’s bij uitstek doen en dat is bij Volt Europa niet anders. Veel onderdelen van het congres zijn praktisch: de website, de financiën, de commissies, het enthousiasmeren van vrijwilligers en het beter uitdragen van het verhaal.
Bij een politieke partij gaat het idealiter niet alleen over de politieke standpunten, maar ook over hoe men die kan realiseren. Serieuze partijen staan niet aan de zijkant te roepen dat het anders moet, maar bedenken ook hoe ze dat zelf zouden aanpakken. Bij Volt Europa niets van dit alles: er zijn alleen standpunten en men doet een beroep op de buitenwereld het daarmee eens te zijn. Dat lijkt wederom verdacht veel op wat NGO’s doen.
We zien een subtiel voorbeeld bij het pleidooi de EU te democratiseren. Dit lijkt een beleidsvoorstel, maar dat is het niet: het is een campagneboodschap. Volt Europa zegt een fractie in het Europees Parlement te willen om deze democratisering voor elkaar te krijgen, maar in Brussel en Straatsburg kun je de Europese verdragen helemaal niet veranderen. Eigenlijk heeft Volt Europa dus alleen een algemeen idee, maar geen benul hoe het te realiseren. Die vraag wordt immers nooit aan campagneorganisaties gesteld.
3. Gesloten club
NGO’s willen met hun standpunten zoveel mogelijk mensen bereiken en enthousiasmeren. Dat is precies wat Volt Europa ook doet. Er is een demonstratie voor de Schengen-toetreding van Roemenië en er zijn sessies hoe vrouwen politiek actief kunnen worden. Politieke partijen gaan echter een paar stappen verder: vrijwilligers kunnen zich daar ook laten kiezen door leden en zo een positie verwerven. Bij de nationale afdelingen zoals Volt Nederland kan dat inderdaad ook.
Bij Volt Europa ligt dat anders: om hier een functie te bemachtigen moet je naar Europese congressen, moet je daar tijd en geld voor hebben en moet je meerdere talen spreken. Voor velen zit een functie er op voorhand niet in. De mensen die het kunnen betalen zijn vervolgens bepalend voor wie er macht en invloed krijgt. Die mensen komen altijd uit het eigen midden. Zo ontstaat een onwrikbaar netwerk van professionals met een op papier democratisch mandaat, maar het is vooral – daar gaan we weer – een vriendenclub.
Dit soort netwerken kennen we op de arbeidsmarkt ook. Men selecteert gelijkgezinden voor functies, zonder al te veel inspraak van buitenstaanders. Na een tijdje schuiven sommige mensen door: een oud-bestuurder van Volt Europa is nu weer voorzitter van Volt Roemenië en de twee Nederlandse bestuursleden – co-voorzitter Reinier van Lanschot en algemeen bestuurslid Anouk Ooms – stappen op omdat ze zich willen kandideren voor het Europees Parlement. Je kunt op je vingers natellen dat Van Lanschot volgend jaar (weer) lijsttrekker van Volt Nederland is.
Bij echte partijen zouden leden bij de interruptiemicrofoon roepen dat een co-voorzitter niet vlak voor de verkiezingscampagne kan weglopen omdat hij zelf een beter baantje ambieert. Rara waarom doet niemand dat?
Dit is het derde deel van een vierluik over de conferentie van Volt Europa in Boekarest. De hele serie vind je hier. Beeld: sessie over citizen empowerment. Foto: Chris Aalberts.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.