Hoe kan links de witte arbeidersklasse weer aan zich binden?
Eenvoudig proza is het niet, maar daarom nog niet minder de moeite waard. De titel van het boek van Justin Gest intrigeert: The new minority: white working class politics in an age of immigration and inequality. In Nederland lijkt er nooit echt aandacht te zijn besteed aan deze studie uit 2016. Gest stelt een belangrijke vraag: waarom is een deel van de witte arbeidersklasse geradicaliseerd? We hebben meteen een beeld: waarom stemt een deel van deze groep tegenwoordig op partijen als de PVV?
De context van deze vraag is demografisch: voor de Tweede Wereldoorlog waren geïndustrialiseerde samenlevingen relatief homogeen en waren de verschillen tussen inwoners vooral gebaseerd op religie en sociale klasse. Immigratie veranderde dat en nu is de vraag hoe mensen met verschillende culturele achtergronden politiek, sociaal en economisch met elkaar kunnen samenleven. Dat gebeurt in Westerse landen onder de noemer van gelijke rechten.
De witte arbeidersklasse is een grote groep maar deze burgers worden vaak slecht begrepen, aldus Gest. Hij dompelde zich maandenlang onder op twee plekken waar deze groep prominent aanwezig is: Oost-Londen en het Amerikaanse Youngstown: twee steden die ooit een bloeiende economie hadden, maar waar grote fabrieken verdwenen, er enorme werkloosheid ontstond, veel migranten kwamen wonen en iedereen die het zich kon veroorloven wegvluchtte.
Grote verschillen
De witte arbeidersklasse wordt vaak weggezet als racistisch, aldus Gest, maar er zijn tussen Europa en de Verenigde Staten grote verschillen. In Londen zijn de witte bewoners representanten van een nationale identiteit die migranten vaak nog moeten verwerven. In Youngstown stammen veel mensen uit de witte arbeidersklasse zelf af van migranten, al is het soms maar een klein beetje. Dit maakt de twee plekken onvergelijkbaar in hoe de witte arbeidersklasse zich positioneert.
Vaak is het idee dat deze mensen niet in multiculturele wijken willen wonen, maar dat is volgens Gest onzin. Het punt is dat deze burgers denken dat migranten privileges krijgen ten koste van henzelf. De witte arbeidersklasse ziet wel dat witte burgers lange tijd voordelen hebben gehad door bijvoorbeeld racisme. Zij vinden dat verkeerd, maar er is volgens hen inmiddels wel sprake van overcompensatie. Zij zijn zichzelf slachtoffer gaan voelen van discriminatie.
De witte arbeidersklasse vindt dat niemand voor hen opkomt, maar voor anderen wel. Als ze dat gevoel uiten worden ze racist genoemd. Zij zien een grote discrepantie tussen wat hun positie ooit was, of wat de positie van hun ouders en grootouders was, en de positie die zij nu zelf hebben. De komst van migranten speelt daar – net als de aandacht voor andere minderheden – een belangrijke rol in. Dit gevoel van marginalisering levert steun op voor rechts radicale politici, zoals Trump.
En Nederland?
Dit boek bevat veel details over de achtergronden van de witte arbeidersklasse. Toch blijft de vraag in hoeverre al deze nuances en observaties opgaan voor Nederland. De situatie hier is niet onderzocht. Er zijn tussen Oost-Londen en Youngstown zoveel verschillen op zoveel dimensies dat het niet duidelijk is hoe we Nederland hiermee moeten vergelijken. Zo blijft alleen een generieke verklaring van marginalisering over, waar veel politici nauwelijks een antwoord op hebben, maar de uiterste rechterflank wel.
Een probleem daarbij is de enorme variatie. Gest maakt onderscheid tussen actieve en passieve burgers, die zowel het politieke systeem kunnen ondersteunen als ondermijnen. Sommigen trekken zich politiek simpelweg terug, anderen vertonen democratisch gedrag door bijvoorbeeld te stemmen en weer anderen proberen het systeem juist uit te dagen door bijvoorbeeld gewelddadige groepen te steunen. Probleem: al deze typen komen in beide steden voor en dus verklaren deze onderscheidingen eigenlijk niets.
Dit boek eindigt met de vraag hoe de traditionele politiek deze burgers weer kan omarmen zodat ze zich minder overgeleverd voelen aan radicaal rechts. Het gaat dan met name om linkse partijen die deze kiezers hebben verloren. Die vraag doet opeens heel Nederlands aan: de PvdA was nooit zo klein als nu en de SP profiteert daar niet van. Met dit boek in de hand zie je dat het net wat te makkelijk is te roepen dat de SP gewoon wat migratie-kritischer moet zijn. Het gaat om veel meer.
Kiezers aanspreken
Als je de witte arbeidersklasse wilt aanspreken, moet je volgens Gest beginnen bij het rekruteren van politici uit andere lagen van de bevolking dan slechts hoogopgeleide elites. De witte arbeidersklasse wil vertegenwoordigers uit hun eigen sociale laag. Het is niet genoeg dat politici – zoals in Nederland – zeggen dat ze deze wortels hebben. Hier geldt hetzelfde principe als bij gekleurde Nederlanders en seksuele minderheden: zij willen zichzelf gerepresenteerd zien.
Politici moeten praten over problemen die deze mensen dagelijks meemaken, van instabiele banen tot steeds lagere lonen. De witte arbeidersklasse wil gezien worden als onafhankelijke, hardwerkende en zelfvoorzienende burgers, niet als afhankelijk van de overheid. Deze groep verdient vaak sowieso meer dan het minimumloon. Politici moeten dus ook niet denken dat vakbonden deze burgers per definitie wel goed aanspreken. Dat doen ze lang niet altijd.
Eens zien wat we met deze aanbevelingen in Nederland kunnen. De SP lijkt redelijke papieren te hebben om deze burgers aan te trekken, maar ook daar zien we geen enkel Kamerlid die uit deze groep komt. Bij de PvdA en GroenLinks is het probleem nog groter: een hoogopgeleide monocultuur die zich opvallend vaak bezighoudt met thema’s die ver van de witte arbeidersklasse afstaan zoals diversiteit, stikstof en klimaat. Als PvdA en GroenLinks gaan fuseren, wordt dat waarschijnlijk alleen maar erger.
Beeld: boek van Justin Gest. Foto: Chris Aalberts.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.