De participatie-elite is superblij met het burgerberaad
De nieuwste trend in bestuurlijk Nederland heet het burgerberaad: burgers komen in zaaltjes samen om op een gestructureerde en geïnformeerde manier heikele politieke kwesties te bespreken en zo tot een breed gedragen oplossing te komen. Volt ziet veel in dit instrument en dus houdt de afdeling Kennemerland er dinsdagavond een bijeenkomst over. We zijn in Haarlem, een gemeente waar Volt niet in de gemeenteraad zit, maar toch is het opvallend druk. Er zijn zo’n veertig mensen.
De reden voor al dit enthousiasme laat zich raden: de gemeente Haarlem is druk bezig met burgerberaden en dus willen ook niet-Volt’ers er graag meer over weten. De lokale Volt-voorzitter trapt af. Het burgerberaad is een oplossing voor het groeiende politieke wantrouwen, zegt hij. Zo gaat het in de eerste minuut al mis: veel burgers zijn weliswaar ontevreden over dit kabinet, maar er is geen bewijs voor een trend van toenemend wantrouwen.
We komen zo al meteen op de vraag waarom we hier zijn: waar is het burgerberaad precies een oplossing voor? Hoogleraar Evelien Tonkens van de Universiteit voor Humanistiek vraagt aan de zaal wie er vertrouwen heeft in burgerberaden. Een meerderheid vindt het een mooi middel. Zo leren we iets over bestuurlijke trends: het burgerberaad is nu eenmaal verzonnen en daarom moeten we als het ware op zoek naar een probleem dat ermee kan worden opgelost.
Traag en duur
Tonkens presenteert voorbeelden van burgerberaden uit binnen- en buitenland. We leren dat deze goed werken bij ‘waardengedreven dilemma’s’, ‘complexe problemen’ en ‘lange termijn kwesties die verkiezingen overstijgen’. Dit blijkt uit het werk van de OESO, waar het enthousiasme kennelijk ook wortel heeft geschoten. Toch is Tonkens’ ondertoon kritisch: een burgerberaad is traag en duur, het ontbreekt vaak aan structuur en als je het verkeerd organiseert worden de deelnemers boos.
Tussen de regels hoor je dat het nog erger is. Vroeger werd de kloof tussen de burger en de politiek overbrugd door inspraak, daarna kwam er interactief beleid, toen burgerparticipatie en nu hebben we burgerberaden. Het is allemaal net even anders, maar globaal is het probleem steeds hetzelfde: de participatie-elite – mondige hoogopgeleide burgers met politieke interesse – bevolken al deze projecten terwijl zij al betrokken zijn. De ongeïnteresseerde burger blijft daarentegen thuis.
Er is nog een probleem: veel van deze middelen leveren wel adviezen op, maar die worden vervolgens in een la gestopt en komen daar nooit meer uit. De politiek blijkt zich niet aan de raad van burgers te committeren. Dit leidt ertoe dat de participatie-elite heel lang in zaaltjes zit om te bedenken dat er een extra bos in de buurt van Amsterdam moet komen, waarna de gemeenteraad in lachen uitbarst en de open haard aanmaakt met deze o zo goedbedoelde uitkomst.
Rare gewaarwording
Het is een rare gewaarwording: Volt is dol op burgerberaden, in Haarlem gaat men ermee werken, veel aanwezigen hebben er vertrouwen in en de toon is heel constructief. Toch horen we vooral bezwaren. Nog eentje: burgers worden expliciet uitgenodigd om mee te doen. Er wordt geloot om te voorkomen dat alleen de participatie-elite aanschuift, wat echter door de veel voorkomende weigeringen van ongeïnteresseerde burgers alsnog de praktijk is. Zo komt er toch geen breed gedragen advies.
Terwijl de gelote burgers in een zaaltje zitten te discussiëren, draait de rest van de samenleving gewoon verder. Ook dat wordt hier gepresenteerd als een probleem. Eigenlijk moet de buitenwereld ook aangehaakt zijn, al blijft onduidelijk waarom. Als de buitenwereld weet dat door anderen wordt gedelibereerd, is het vertrouwen in de uitkomst kennelijk groter en neemt het politiek vertrouwen toe omdat burgers leren dat ze in de toekomst ooit ook opgeroepen kunnen worden.
Reint Jan Renes, lector van de Hogeschool van Amsterdam, komt vertellen over een burgerberaad in Amsterdam dat al deze problemen illustreert, met de dominantie van de participatie-elite met stip op één. De deelnemers bij het Amsterdamse burgerberaad waren te hoog opgeleid en te wit. Inmiddels vraag je je af of de ongeïnteresseerde burger die het burgerberaad links laat liggen niet slimmer is dan de participatie-elite: de adviezen gaan immers toch vaak de prullenbak in.
Commitment vooraf
In het afsluitende panel komt de vraag terug of de politiek zich vooraf moet committeren aan de uitkomsten van een burgerberaad. Er lijkt consensus te zijn dat dat moet, want anders raakt de burger – lees: de participatie-elite – het vertrouwen in de politiek kwijt. Je zou je natuurlijk beter kunnen afvragen of het burgerberaad niet het zoveelste voorbeeld is van een middel waarmee hoogopgeleiden hun zin kunnen doordrammen, ten nadele van mensen met andere hobby’s.
Wat de samenstelling van een burgerberaad ook is, de deelnemers hebben geen achterban en kunnen niet ter verantwoording worden geroepen. Als de politiek zich aan de uitkomsten committeert, kunnen burgers nergens klagen. Dat kunnen ze wel als volksvertegenwoordigers gewoon hun werk doen. Die zijn immers bij verkiezingen af te straffen en dus zullen zij wel naar hun achterban moeten luisteren. Dat is dus de reden dat politici de uitkomsten van burgerberaden niet klakkeloos overnemen.
Opeens denk ik terug aan het interview dat ik begin dit jaar had met Annajorien Prins, een Volt-kandidaat uit Zwolle. Zij zag het burgerberaad als een manier om haar eigen visie op het klimaat door te drukken, al formuleerde zij dat wat plechtiger. Deelnemers zouden door veel over het klimaat te praten vanzelf meer voor klimaatbeleid gaan voelen. Voeg daar de participatie-elite – sowieso voorstander van klimaatbeleid – en ‘commitment van de politiek’ aan toe, en je weet waarom dit fenomeen in de mode is.
Beeld: slide van Volt in Haarlem. Foto: Chris Aalberts.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.