Bij Volt mag je meepraten over hoogdravende klimaatdoelen, ook met een lege maag
De gemeenteraadsverkiezingen komen eraan en in Utrecht is Volt druk met de voorbereidingen. De partij heeft een beleidsprogramma van 46 kantjes geschreven en de kandidatencommissie heeft tien kandidaten geselecteerd. Elders gaat de deelname van Volt vaak niet door omdat de partij niet genoeg vrouwen kan vinden: Volt vindt het essentieel dat er ‘pariteit’ is: evenveel mannen als vrouwen op de kandidatenlijst. In Utrecht is dit geen enkel probleem. Er is nog een noviteit: waar de kandidatencommissie bij andere partijen een dringende suggestie doet voor de lijstvolgorde, is die bij Volt geheel aan de leden.
Maar dan moeten die wel meedoen. We zijn donderdagavond in het Utrechtse sushi-restaurant Suzi om kennis te maken met de kandidaten. De leden van de hele Utrechtse regio – ruim duizend – zijn ervoor uitgenodigd, maar het merendeel laat verstek gaan. Waar men een maand geleden nog met tientallen mensen op een avond afkwam om ideeën te ontwikkelen, zijn er vandaag hooguit 25 man, inclusief de kandidaten. Bij de leden ontbreekt het inzicht dat al het inhoudelijke succes van de partij vooral van de gezichten afhangt.
De kandidaten schatten de Utrechtse potentie van Volt tussen de drie en zeven zetels. De tien kandidaten zijn geen overbodige luxe én een prestatie van formaat: Volt kan niet bogen op oudgedienden en is dus helemaal afhankelijk van het enthousiasme van politiek geïnteresseerde nieuwelingen. Zij hadden zich in theorie ook bij de concurrentie kunnen melden, maar deden dat niet. Bestaande partijen zouden daar eens over na moeten denken: hoe kan het dat alleen Volt zoveel enthousiastelingen aanboort? Waarom piekeren zij er niet over om zich bij bestaande partijen te melden?
Volt is een gevoel
Het voorlopige antwoord is dat Volt een gevoel is. De lokale standpunten lijken niet of nauwelijks te verschillen van partijen als D66 en GroenLinks. Ook daar gaat het immers over duurzaamheid, klimaat, gelijke kansen, burgerparticipatie, diversiteit en inclusiviteit. Alle partijen met deze standpunten hebben bovendien hetzelfde probleem: de praktische uitvoering. De resultaten vallen eigenlijk altijd tegen. Zou Volt het beter doen? Een vrijwilliger vertelt bloedserieus dat hij al het beleid van de afgelopen acht jaar heeft geanalyseerd. Indrukwekkend, maar zou dat nou betere analyses of oplossingen opleveren?
Dat valt te betwijfelen. Deze kennismakingsavond is eigenlijk een borrel, maar er is een kort plenair deel waarbij de kandidaten zich aan de groep voorstellen. We luisteren naar Anton Stam, een van de drie kandidaat-lijsttrekkers. Hij vindt het leuk en spannend om mee te doen, staat voor duurzaamheid en verbinding en hij wil bouwen op de locatie Rijnenburg, een polder waar velen woningbouw willen. Die huizen kwamen er nooit. Anton wil de doelgroep van Volt verbreden zodat die diverser wordt. Voor een partij die verbinding nastreeft is dit geen overbodige luxe: de groep is vanavond opvallend wit en iedereen heeft gestudeerd.
De andere kandidaten ademen dezelfde standpunten. Eigenlijk is er maar één groot verschil met de concurrentie: Volt is de enige progressieve partij die in Rijnenburg wil bouwen. Zo probeert men een landelijke truc te herhalen: in Den Haag is Volt immers de enige progressieve partij die voor kernenergie is. Rijnenburg levert in Utrecht een soortgelijk unique selling point op. Toch is deze ambitie problematisch: Utrecht heeft een klimaatambitie en ook die krijgt steun van Volt. Daar kan Rijnenburg een rol in spelen. Een kandidaat zegt dat hij liever huizen dan zonneweides in Rijnenburg heeft. Even waan je je bij Forum voor Democratie.
Reality check ontbreekt
Het zijn deze spanningen tussen de verschillende standpunten die Volt ongeloofwaardig kunnen maken, al zal dat waarschijnlijk pas na de verkiezingen gebeuren. Volt wil flink investeren in het klimaat, maar burgers ook meer zeggenschap geven. Er ontstaat een discussie over het instellen van burgerpanels waardoor mensen meer invloed krijgen op hun leefomgeving en het vertrouwen in de politiek kunnen herwinnen. Het zijn standpunten waar hele bibliotheken over zijn volgeschreven. Hierbij speelt altijd hetzelfde dilemma: wat als burgers iets anders willen dan de politici op het stadhuis?
Bij Volt klinkt de kritiek dat burgerparticipatie vaak show is: de uitkomst van het beleid staat eigenlijk al vast en dan mogen burgers daar symbolisch nog even een plasje over doen zonder dat het iets verandert. Het is moeilijk Volt ongelijk te geven, maar als uw verslaggever vraagt of het een optie is dat burgers besluiten dat het klimaatbeleid nog wel eventjes kan wachten, blijkt dat absoluut niet de bedoeling. Bij Volt mogen mensen meepraten hoe hun huis van het gas af gaat, niet of dat moet gebeuren.
Dit zou je natuurlijk oude wijn in nieuwe zakken kunnen noemen, maar het wordt nog erger. De kandidaten stellen zich ook ten doel met Volt een breed publiek aan te spreken en geen club van hoger opgeleiden te blijven. Uw verslaggever suggereert dat mensen met een minimuminkomen in de burgerpanels gaan zeggen dat een goed ontbijt voor hun kinderen voorrang heeft op het klimaat. Volt-kandidaten bepleiten vervolgens herverdeling om dit allebei te kunnen doen. Goed punt, maar de vraag blijft wat Volt wil als die herverdeling mislukt. Moet het klimaat dan alsnog wachten? Een concreet antwoord komt er niet.
Het heeft er al met al alle schijn van dat Volt een enthousiaste club van hoger opgeleiden zal blijven. Gelukkig voor Volt heeft Utrecht daar een heleboel van.
Deze blog verschijnt ook op Joop. Beeld: Volt-shirts op het Volt-congres (Chris Aalberts).
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.