Tijd voor het Volt-congres: wat is de meerwaarde van een Europese partij?
Dit weekend komt Volt Europa bijeen in Lissabon. Dit is de moederpartij van Volt Nederland, de nationale afdeling die in maart drie zetels in de Tweede Kamer haalde. Het belangrijkste agendapunt is de verkiezing van het Europese bestuur. Leden kunnen nieuwe bestuursleden kiezen die de partij in alle EU-landen op moeten stuwen in de vaart der volkeren. Om de leden een goede keuze te laten maken organiseerde Volt afgelopen weekend twee online debatten. Het debat met de ‘executive leden’ – lees: de bestuurders die het echte werk doen – was uiterst leerzaam. Hoe kijken zij tegen hun partij aan?
In de online vergadering zien we zeven kandidaten. De enige bekende is Reinier van Lanschot, de huidige co-voorzitter die in 2019 lijsttrekker was voor de Europese verkiezingen. De rest representeert de culturele diversiteit waar Volt zich graag op laat voorstaan. We zien kandidaten uit het Zuiden van Italië, Hongarije, Duitsland en mensen waarvan de identiteit zo internationaal is dat deze zich niet in een paar woorden laat beschrijven: een Russische vrouw die in Berlijn studeerde en nu in Parijs woont bijvoorbeeld.
Uit deze sessie kunnen we leren hoe deze kandidaat-bestuurders hun eigen partij zien. Zo leren we hoe het met Volt Europa gaat en met welke uitdagingen de partij kampt, succes in Nederland of niet.
Eenduidige standpunten
Volt groeit en dat levert een probleem op: niet overal zijn de standpunten hetzelfde. Hoe zorg je ervoor dat de partij in alle EU-landen met één mond spreekt? Deze vraag kan nauwelijks los worden gezien van de problemen bij Volt Bulgarije, waar Volt zich opvallend dichtbij rechts-populisten begeeft. De kandidaat-bestuurders hebben er in deze sessie geen oplossing voor. Een van hen denkt dat de politici van Volt afrekenbaar moeten zijn en een ander stelt voor de Europese visie nog eens te herschrijven. Dat kunnen nauwelijks manieren zijn waarop de partij meer eenheid gaat uitstralen.
Deze discussie maskeert de werkelijkheid dat Volt Europa nauwelijks middelen heeft om nationale afdelingen tot iets te dwingen. Europese bestuurders kunnen informeel druk uitoefenen en als een afdeling niet luistert, kunnen ze hooguit dreigen dat die afdeling wordt afgestoten en dus geen Volt meer mag heten. Maar dat heeft grote nadelen want dan moet Volt Europa in dat land helemaal opnieuw beginnen. Volt-afdelingen in de verschillende landen hebben dus weinig van de Europese partij te duchten.
Scheve groei
Een kandidaat-bestuurder verzucht dat Volt helemaal geen pan-Europese beweging is. Er is sprake van scheve groei: in Nederland is Volt groot, elders staan afdelingen in de kinderschoenen en zijn er maar nauwelijks leden. De kandidaten mogen bij dit debat vertellen wat ze daaraan gaan doen. Een kandidaat noemt Nederland een rolmodel, dat gekopieerd moet worden naar andere landen. Wat er precies te kopiëren valt en hoe, vertelt niemand. Wat de volgende succesvolle Volt-afdeling moet worden, blijft ook vaag. Niemand durft te zeggen bij welke nationale afdelingen er de komende tijd successen te verwachten zijn.
Ook dit maskeert de machteloosheid van de Europese partij. In Nederland had de Volt-afdeling een goed team en had men het tij mee: er is een aanzienlijke doelgroep voor een pro-Europese partij en de kiesdrempel is laag. Bovendien waren hier vrijwilligers die er veel tijd in staken. Het succes heeft alles te maken met de Nederlandse situatie, niet met de Europese bestuurders. Zij kunnen vooral pronken met het succes van anderen.
Afstand tot de EU
Zo komen we bij het derde probleem: er is grote afstand tussen de landelijke afdelingen en het Europese niveau. De meeste leden zijn niet op Europees niveau actief. De verwachting van de aanwezigen lijkt te zijn dat de meeste leden helemaal niet naar de ledenvergadering in Lissabon komen, ook niet digitaal. De kandidaat-bestuurders willen dit veranderen. Ze willen daarom beter luisteren, vaker langsgaan en meer onderzoek doen. Hoe hardnekkig dit probleem is blijkt uit de verzuchting van een oud-bestuurder dat het de laatste jaren niet is gelukt dit te veranderen. Nieuwsbrieven werken niet.
Wederom zien we hier hulpeloosheid van de Europese partij. De leden zijn in de eerste plaats lid van een nationale afdeling. De Europese partij – waar ook de Nederlandse Volt-leden standaard lid van zijn – vereist veel reisbewegingen en daar moet men het geld voor hebben, of men zit continu achter de laptop. Dat zitten veel hoogopgeleide Volt-leden voor hun werk sowieso al. Dat ze geen zin hebben in nog meer Zoom-sessies laat zich enigszins raden en het Europees bestuur kan dat niet veranderen. Zo wordt Volt Europa al snel de hobby van een klein kliekje.
Geld is alles
De kandidaat-bestuurders zijn opmerkelijk eensgezind over de oplossing voor al deze problemen: er moet meer geld komen. Dan kunnen beginnende afdelingen meer ondersteuning en meer merchandise krijgen. Dan kan er meer succes komen door meer PR, meer betaalde krachten, betere ICT, meer onderzoek, meer allianties en nog meer fondsenwerving. De boodschap is nauwelijks te missen: de Europese partij zal pas echt aan relevantie winnen als men meer geld heeft. Dan begrijpen de nationale afdelingen ook beter wat ze aan de Europese partij hebben. Fondsenwerving is de oplossing voor alles.
De ironie is niet te missen: bij de door Volt zo vaak geprezen EU geldt grofweg hetzelfde: burgers identificeren zich vooral met hun eigen lidstaat en voelen maar een beperkte betrokkenheid bij de EU. De belangrijkste manier waarop de EU zich zichtbaar maakt voor burgers is met subsidies. De Europese partij Volt heeft zo goed naar de EU gekeken dat ze dat model wil herhalen.
De vraag blijft: wat als de fondsenwerving tegenzit?
Deze blog verschijnt ook bij Joop. Beeld: tram in Lissabon (Chris Aalberts).
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!
Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.